der halsstarrig het goede voorbij te zien, dat er in het nieuwe was.
7o. Een kort berigt van Dr. van der breggen over de keratonyxis, welke kunstbewerking wij nu ook uit andere geschriften kennen, besluit dit Stukje.
Het tweede Stuk behelst: 1o. Verslag aangaande de kwaadaardige zenuwkoorts, welke in 180 9/10 in Weimar heerschte; door j.c. schluitter; uit het Hoogduitsch, door Dr. van baerle. Een belangrijk stukje, waaruit blijkt, dat ook in die epidemie de ziekte in den aanvang een ontstekingachtig karakter had; dat men de prikkelende geneeswijze niet dan met veel behoedzaamheid moest aanwenden; dat men, zelfs door de werkzaamste middelen, den loop der kwale afbreken noch verhaasten kon. Het doorleggen scheen in deze ziekte eene weldadige scheiding te veroorzaken.
2o. Over de noodzakelijkheid van het afbinden der navelstreng; naar het Hoogduitsch van j.ch.g. joerg, door j.g.f. schneider, toen Med. Stud. te Harderwijk, thans, zoo wij meenen, tot groot verlies voor de kunst, overleden. De Schrijver acht dit afbinden over het algemeen noodzakelijk, daar de menschelijke vrucht bij hare geboorte zwak, en er nog een te sterk leven in de navelvaten is. Hij deelt voorts eenige zonderlinge gedachten over de betrekking tusschen de streng en de vrucht mede; bewerende, onder andere, dat de eerste beginselen der buiksingewanden, benevens derzelver vaten, in de streng bevat zijn, en naderhand in den buik worden opgetrokken. De bewijzen, welke hij bijbrengt, zijn van dien aard, dat zij allezins nadere overweging verdienen.
3o. Physiologische en pathologische aanmerkingen en waarnemingen omtrent de haren; door Prof. wolfart, te Berlijn. - Is ons te hoog.
4o. Over de aanwending van beslissende geneeswijzen, voornamelijk van heroïsche geneesmiddelen; naar het Hoogduitsch van Dr. greiner, door Dr. c.j. nieuwenhuys. De nadeelen beide van eene al te groote voorba-