Almanak voor Vrouwen door Vrouwen, voor het Jaar 1814. Te Amsterdam, bij de Wed. J. Dóll. f :-18-:
Almanak van Vernuft en Smaak, voor 1814. Bij dezelfde. f :-18-:
Te midden van den weldadigen vloed van Lierzangen, Uitboezemingen, Brieven enz. enz., waarvan hart en mond en pen ter heugelijke gelegenheid overvloeijen, komen zich, als van ouds, deze Jaarboekjes aan ons vertoonen; en ofschoon, gelijk natuurlijk was te denken, de inhoud nog geenen vrijen Vaderlandschen geest mag ademen, blijft ons echter die inhoud zelf, en deze en gene letterteekening, ten aanzien der poëzij, over 't geheel genomen, een stillen waarborg voor menig regt dichterlijk tevens en regt Vaderlandsch stukje bij een volgenden Jaarkring. Intusschen zagen wij met genoegen den Kalender reeds gezuiverd van nuttelooze of onteerende inmengsels, als b.v. van den Sint-Napoleonsdag, die ons altijd onwillekeurig deed gedenken aan die onbeschaafde Volken, welke, een Goed en een Kwaad Beginsel stellende, bij min gezuiverd begrip en slaasschen geest, alleen het laatste vereerden en aanbaden, om, zoo mogelijk, den Onverbiddelijken te vermurwen! - Voorts mogen wij, met genoegen, opmerken, dat deze Jaarboekjes zich nog boven de vorigen aanbevelen in keur van fraaije dichtstukjes; terwijl uitvoering en plaatjes zich volkomen zijn gelijk gebleven. Zie hier een aardig, los gedicht stukje ter proeve:
De dorpeling.
Een jong, onnoozel Dorpeling,
Die nooit uit moeders keuken ging,
Gelijk 't gemeene spreekwoord zegt;
Dat is: dat onze goede knecht
Nog nooit zijn dorp verlaten had,
Moest evenwel ook eens naar stad;
Zulks was van oudsher al 's lands wijs:
Hij toog op weg dan naar Parijs.
't Is waar, hij kende daar geen mensch;
Doch in zijn hart bestond geen wensch;
Hij werd door wellust niet gevleid;
't Was enkel uit nieuwsgierigheid.
Hij spoedde zich niet weinig voort,
Om, bij het oopnen van de poort,