Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1814
(1814)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 19]
| |
Handboek der algemeene Vee-Artsenijkunde; of Onderrigt, hoe de Landman zijne Paarden, zijn Rundvee, zijne Schapen, Zwijnen, Geiten en Honden aankweeken, oppassen en voederen, alsmede derzelver Ziekten onderkennen en genezen kan; benevens een Aanhangsel Door Joh. Nic. Rohlwes, Koninklijk-Pruissische Vee-Arts, enz. Naar den derden druk uit het Hoogduitsch, door A. Numan, op het Hoogezand. Te Groningen, bij R.J. Schierbeek. 1812. In 8vo. Behalve de Voorredenen, 416 Bl. f 2-:-:Wie, die op den toestand van den Nederlandschen Landbouw eenige aandacht heeft geslagen, is onkundig, dat de Vee-artsenijkunde in ons Vaderland nog weinig beöefend wordt, en dat de Landman den weldadigen invloed dezer wetenschap nog schaars ondervindt? Voor zijn zieke vee kan hij zelden eenige andere raadgeving ontvangen dan van zoogenoemde Vee-doctors, die zichzelven hiertoe hebben opgeworpen; alle gronden van deze wetenschap ontberen; uit eenige weinige ondervinding, die zij hebben opgedaan, zich vermeten alle ziekten van het onderscheiden vee te kunnen beöordeelen, en veelal een recepte-boekje, hun door hunne voorouders overgeleverd, slechts nagaan, om daaruit iets ter gewaande genezing op te geven! - De Paarden treffen hieromtrent doorgaans nog een gunstiger lot dan het overige vee. Deze dieren, vooral die tot vermaak gehouden worden, van de grootste waarde zijnde, heeft men reeds lang ook hier te lande derzelver ziekten gadegeslagen, en zijn hiertoe onderscheidene Hulpboekjes, die hunne waarde hebben, in het licht gekomen; maar ten aanzien van het Rundvee, dat den belangrijksten tak van Neêrlands Landbouw uitmaakt, even als van de overige dieren, zijn in onze taal bijna geene werkjes voorhanden, die men bij hunne ziekten met vrucht kan raadplegen: althans ontbreekt | |
[pagina 20]
| |
ons geheel, 't zij oorspronkelijk, 't zij uit eenige andere taal overgezet, een goed en eenvoudig Handboek, dat den Landman den aard der ziekten van het onderscheiden vee doet kennen, en voldoende middelen ter genezing aan de hand geeft. Terstond moest dus onder eene bijzondere opmerking vallen de uitgave van het Handboek, dat wij thans aankondigen, en 't geen door zijnen breeden titel dadelijk de behandeling van den geheelen omvang dezer wetenschap doet verwachten. De wezenlijke behoefte van zulk een Handboek kan reeds worden opgemaakt uit den grooten aftrek van dit werk, 't geen, eerst uitgekomen zijnde te Weener bij j. thiel in den verleden jare, thans het eigendom is geworden van den Groningschen Boekhandelaar r.j. schierbeek, welke, zoo als ons berigt is, op een tweeden druk bedacht moet zijn. Het werk beveelt zich reeds terstond aan, als zijnde eene Prijsverhandeling, door het Marksch oekonomisch Gezelschap te Potsdam bekroond, en waarvan reeds de derde Hoogduitsche druk het licht ziet. Men zal zich in zijne verwachting niet bedrogen vinden, daar het over het geheel alle de vereischten bezit, welke in zulk een Handboek verlangd worden. De Landman zal het gemis van een kundigen Vee-arts daarin grootelijks vergoed vinden, en zijn vee eene hulpe kunnen bieden, welke hij te vergeefs bij den onkundigen Vee-doctor zocht. Dit werk prijst zich zoo zeer aan door klaarheid en beknoptheid tevens, dat het moeijelijk zoude zijn, om zoo vele nuttige zaken in een kleiner bestek te bevatten, zonder minder verstaanbaar te worden voor de klasse van menschen, voor welke het inzonderheid geschreven is. De teekenen der ziekten, waarop het ter behoorlijke bepaling van eene ziekte zoo zeer aankomt, zijn wel onderscheiden en uiteengezet; zoodat elk, die slechts een weinig verstand en oplettendheid gebruikt, daaruit de ziekte gemakkelijk zal kennen, 't geen bij de dieren, wegens het veel minder zamengestelde van hunne ziekten, dan van die | |
[pagina 21]
| |
der menschen, niet zeer moeijelijk is. ‘De raadgevingen en geneesmiddelen, (zegt de Vertaler in zijne Voorrede met regt) welke in dit werk worden aangeprezen, zijn weinig omslagtig en schier alle zeer goedkoop, zoo dat alles met gemak en zonder groote onkosten kan in het werk gesteld worden.’ Sommige geneesmiddelen kunnen misschien nog vereenvoudigd worden. Zoo, bij voorbeeld, kon in het recept op bl. 37 van mastik en wierook een van beiden gemist worden, dewijl de dubbele dosis van één dezer middelen voldoende is. Dit is ook het geval van de daarbij opgegevene laurier- en terpentijnolie. - In het recept, bl. 40, tegen het boeglam der Paarden, zullen de lijn-olie 4 lood, terpentijn-olie en spijk-olie van ieder 3 lood, genoegzaam zijn. Indien echter door het laatst bij het recept aangeprezen ingrediënt, namelijk de vitriool-olie, 2 drachmen, (zie de lijst van drukfeilen) gelijk gemeenlijk, het geconcentreerd zwavelzuur verstaan wordt, en dit tot 2 drachmen bij de drie genoemde ingrediënten gevoegd wordt, zoo zal 't het geneesmiddel niet aan kracht ontbreken. De Schrijver treedt in eene volledige behandeling der Vee-artsenijkunde, door niet allen den ziekelijken, maar ook den gezonden staat van het vee in opmerking te nemen, en aan te wijzen, hoedanig Paarden, Runderen, Schapen, Zwijnen, Geiten en Honden behooren aangefokt, opgekweekt, verzorgden gevoederd te worden. De Schrijver toont dit aan in zoo vele bijzonderheden, als de aard van zijn bestek en plan toeliet. Het lijdt geene tegenspraak, dat die opkweeking en verzorging van het vee, welke regtstreeks tot den Land- en Veebouw behoort, niet in alle gewesten dezelfde kan zijn, en dat het verschil van luchtstreek, gronden, voedsel, en de onderscheidene huishouding der landlieden en wijze van landbouw, hierop een aanmerkelijken invloed hebben. Men vindt dus in dit gedeelte des werks eenige bedenkingen en raadgevingen, die van bijzondere toepassing zijn op Duitschland, doch minder voor den Nederlandschen Landbouwer geschikt zijn. | |
[pagina 22]
| |
Het Rundvee, dat in de meeste streken van Duitschland gevonden wordt, kan in kracht, sterkte en opbrengst niet vergeleken worden bij hetgeen de vruchtbare gedeelten van ons Vaderland opleveren; hetwelk vooral is toe te schrijven aan de overvloedige en voortreffelijke graslanden, welke in het midden van Duitschland zeer schaars zijn. Alzoo wil de Schrijver den Stier en de Koe niet tot de voortteling hebben toegelaten vóór het derde jaar, en maakt hier geene uitzondering op. Dit is een heilzame raad voor een zwak ras, en 't geen van een mageren grond het schrale voeder bekomt; maar in ons Vaderland heeft de ondervinding geleerd, dat het Rundvee met het tweede jaar volkomen tot de voortteling geschikt is, en er dus geen derde jaar behoeft verloren te gaan, waarin de Landbouwer geen het minste voordeel van zijn vee zou trekken. Geen Nederlandsche Landman, vooral in de voorname vee-streken, zal ook zijne toestemming hechten aan het beweerde van den Schrijver, dat men zich aan geen tijd behoeft te bepalen van de Koe te doen kalven, omdat men dan dikmaals genoodzaakt zou zijn, Kalveren van slechte Koeijen aan te fokken. Deze tijd is integendeel voor het Kalf van groot belang, opdat het, drie of vier maanden oud zijnde, goed groen voeder zou vinden: het mogelijk verkrijgen van slechte Kalven kan hiertegen ruim opwegen; doch waar men ruim gras ontbeert, en voornamelijk ander voeder op den stal moet geven, gelijk in Duitschland, is de tijd van kalven meer onverschillig. Over het geheel zullen de schrale streken van het Vaderland meer toepasselijke aanmerkingen vinden, dan de vruchtbare oorden. Het ware te wenschen, dat de Vertaler door eenige bijgevoegde aanmerkingen hierin had voorzien: maar hij zal dit mogelijk minder noodig gekeurd hebben, omdat onze Natie hierin minder voorlichting behoefde, dan in de behandeling der ziekten, nadat in de Verhandelingen van de Maatschappij van Landbouw, D. XV, St. 2, en vooral in het Leerboek over den Landbouw door h. ponse, 2de Stukje, uitgegeven op last van het | |
[pagina 23]
| |
Hollandsch Gouvernement, hieromtrent de beste raadgevingen voorkomen. Ondanks onze bijgebragte aanmerkingen, kunnen wij in het algemeen onzen Landman des Schrijvers opgave van de behandeling van het gezonde vee zeer aanprijzen: ook omtrent de voedering zal hij misbruiken zien aangewezen, waarvoor hij den Schrijver mag dank weten. Aldus zegt hij naar waarheid: ‘Niets is nadeeliger voor het vee, dan dat het hooi op schollen of rikken boven den koestal ligt; want deels trekt de uitwaseming des mests in hetzelve, deels ook de uitwaseming van het vee, en hierdoor kunnen gevaarlijke en onherstelbare ziekten te weeg gebragt worden.’ Het is van belang, ook iets wegens de Vertaling bij te brengen. Wij zijn onderrigt, dat de Vertaler, de Heer numan. een Medicinae Doctor is, en wij hadden gewenscht, dat dezelve zijne waardigheid op den titel had uitgedrukt, daar zulks terstond gezag aan zijne vertaling zou hebben bijgezet, welke aan geene betere handen dan van een Geneeskundigen was toe te betrouwen, en waarvoor de Heer numan getoond heeft zeer berekend te zijn. Wij hebben geene gelegenheid gehad, om deze vertaling met het oorspronkelijke te vergelijken; doch taal en stijl zijn zuiver en eenvoudig, en men ontdekt bijkans geene sporen, dat het werk uit het Hoogduitsch vertolkt is. De geneesmiddelen zijn mede in het Nederlandsch opgegeven; doch daar deze namen, vooral van geneesmiddelen uit het Plantenrijk, niet in alle gewesten van ons Vaderland dezelfde zijn, en vele lieden in het onzekere laten, welk geneesmiddel bedoeld zij, zoo ware het te wenschen, dat de Latijnsche benamingen uit de Pharmacopoea Batava door den Vertaler hierbij gevoegd waren, wanneer de Landman bij het aanschaffen der geneesmiddelen niet verlegen zou behoeven te zijn, of men hem het voorgeschrevene middel had gegeven. Zoo wordt, bij voorbeeld, door luiszaad niet overal in ons Vaderland Staphisagria, noch door reinevaren, Tanacetum vulgare verstaan; zoodat er verkeerde middelen zouden kunnen aangewend worden. | |
[pagina 24]
| |
Het was bezwaarlijk, de juiste benamingen der ziekter in het Nederlandsch over te brengen, daar onze benamingen hieromtrent nog dikwijls onzeker zijn. De Vertaler is over het geheel hierin mede niet ongelukkig geslaagd. Sommige ziekten zijn echter onder eenen anderen naam, dan welke hier voorkomt, meer algemeen bekend. Het roode water van Runderen en Schapen, alhier onder dezen naam opgegeven, heet algemeen in ons Vaderland het bloedpissen; en wie spreekt niet van het ongans, de leverziekte der Schapen? welk woord hier echter nergens gevonden, maar zeer kortelijk iets gemeld wordt van de egelwormen, die zich in hunne ingewanden en in de lever verbreiden. De Vertaler heeft op enkele plaatsen breede noten gegeven, inzonderheid bl. 204-206 wegens de behandeling der Koeijen, bij het achterblijven der nageboorte en de ongesteldheid der baarmoeder in zoodanig geval, en bl. 278-280 en 392 wegens de middelen tegen den dollenhondsbeet; en deze aanmerkingen van Doctor numan, indien de geheele wijze van vertaling ons hiervoor niet reeds waarborgde, toonen zijne geschiktheid, om de bedenkingen van den Duitschen Schrijver op onderscheidene plaatsen meer op ons Vaderland toe te passen. Alzoo zouden wij ter plaatse, waar de Schrijver handelt over de kwaadaardige longeziekte of het longevuur der Runderen, en er bijvoegt, dat hier niet gehandeld wordt over de zoogenaamde Veepest, omdat nog geen middel tot genezing van dezelve bekend is, althans gewenscht hebben, dat de Vertaler eenige melding had gemaakt van de belangrijke inenting tegen de Runderpest, welke, inzonderheid door de onvermoeide pogingen van den nog levenden Grijsaard g. reinders, zulk een grooten opgang in Nederland heeft gemaaktGa naar voetnoot(*); terwijl de maatregelen van ons Gouvernement, om door het dooden van het besmette vee, onder behoorlijke schavergoeding, den voortgang des kwaads | |
[pagina 25]
| |
te stuiten, hier inzonderheid verdiend hadden te worden opgegeven. Ook wegens het ongans der Schapen had de Nederlandsche Landman bijzondere raadgevingen kunnen verwachten; gelijk ook het rotkreupel dezer dieren, dat thans de geesel van onderscheidene Schaapskudden is geworden, bij de ziekte der klaauwen, mede in bijzondere opmerking had mogen genomen worden. Wij wenschen den kundigen Vertaler genoegzamen tijd en lust toe, om bij eene tweede uitgave van dit werk, dat reeds zoo hoogst nuttig voor onze Landlieden is, en dat wij allen Veehouders ten sterkste kunnen aanbevelen, door noodige bijvoegsels voor hen nog belangrijker te maken. De Heer numan verklaart wel, in zijne Voorrede, hiervan terug te zijn gehouden door de overweging, dat het werkje daardoor te zeer zou uitdijgen, en de prijs te veel zou verhoogd worden; maar deze overweging moet, onzes oordeels, zwichten voor het meerdere nut, dat hiervan zou getrokken worden. Op de bijgevoegde Plaat is afgebeeld een Trokaar, zijnde een priem, om bij de opgeblazenheid van het Rundvee in het dunne van het lijf te steken, en dien wij ook bezigtigd hebben in het belangrijk Kabinet van Landbouwkundige Werktuigen te Amsterdam. Op dezelfde Plaat vindt men ook de afbeelding van eene Klisteerspuit voor het Vee. De Schrijver belooft in zijne Voorrede, in het tweede gedeelte van zijn Handboek eene aanwijzing te zullen geven omtrent de voortteling, het oppassen en voederen van Zijde-hazen, Konijnen, Katten en de gevoederde (dit is waarschijnlijk eene drukfeil, en zal moeten zijn gevederde) dieren; alsmede eene handleiding tot het onderkennen en genezen van derzelver ziekten. Hoe naauwkeurig en volledig dit ook moge behandeld worden, gelooven wij echter, dat de vertaling daarvan minder aftrek bij onze Natie zou vinden, dan die van het eerste gedeelte. |
|