Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813

[p. 781]

De marquisin De Pompadour vernederd.

Als de Marquisin de pompadour eerst korteling de maltresse van lodewijk xv geworden was, en meende dat deze betrekking nog een groot geheim was, kwam zij eens bij eene kantverkoopster, en zocht daar eene menigte waren van den hoogsten prijs uit. Het gekochte willende betalen, deed zij de onaangename ontdekking, dat zij hare beurs vergeten had. Zij uitte daarover hare verlegenheid, en zeide aan de koopvrouw: zij zou het uitgezochte maar ter zijde leggen; zij zelve zou terstond het geld daarvoor zenden en het goed laten af halen.

‘Och, Mevrouw!’ antwoordde de kanthandelaarster: ‘wat maakt gij voor omstandigheden. Neem toch alles terstond mede. Mijn geheele winkel is tot uw dienst; wegens de betaling ben ik buiten zorg.’

Hoe zoo, vrouwtje? Dat schijnt mij toch veel gewaagd. ‘Kent gij mij dan?’

‘O!’ was het zeer naïve antwoord, ‘wie zou u niet kennen? Gij zijt immers die Mevrouw, die de plaats van Mevrouw de chatoroux^(*) gekocht heeft.’

(*) Eene vroegere matres van lodewijk xv.