zorgvuldig voor het gemeene volk. - Zij hebben ook nog veel op met het boek van Jozua; echter houden zij het niet voor goddelijk. Een hunner Geleerden heeft in het jaar 1801 eene nieuwe verklaring, of liever uitbreiding, van dit boek opgesteld; dan die is opgevuld met fabelen. Hunnen Kakhan, of Hoogepriester, was in 1802 een man van jaren. Hij had mede eenige kennis van den Christelijken Godsdienst. Het gesprek van onzen Heer met de Samaritaansche Vrouw bij de Jakobs-bron was hem bekend; en hij was zelfs niet onkundig van de schoone Gelijkenis, welke wij lezen Luc. X:33-35. - Zij doen alle mogelijke pogingen, om zich te zuiveren van de beschuldiging der Joden, welke hun te last leggen, dat zij, ten tijde van antiochus epiphanes, hunnen Tem el zouden aangeboden hebben voor den eerdienst van jupiter. De blaam van afgoderij kunnen zij niet verdragen. De vergulde Tortelduif beschouwen zij als een zinnebeeld der eenvoudige opregtheid. Zij aanbidden met het aangezigt naar den grond, gerigt naar den heiligen berg Garizim. Op den dag Azereth verdubbelen zij hunne gebeden en aalmoezen. Zij gelooven eene reiniging der ziele na den dood, en verwachten de wederopstanding hunner ligchamen en een laatste oordeel. - Hunne bijzondere vrienden zegenen zij, op de hooge feesten, met de woorden: ‘De vrede Gods zij over u, gelijk hij was over mozes, amram's Zoon, onzen Leeraar en Profeet, die onze voorspraak is in deze wereld en in den laatsten dag.’
De Samaritanen te Jaffa hebben een ruimer bestaan dan die te Naplous; evenwel zouden de laatsten met de eersten niet wenschen te verwisselen, wegens de heiligheid hunner woonplaats, als gelegen in het gezigt der bergen Garizim en Haibal.
Zij zijn zedig in hun gedrag; trouw en huwelijksliefde heerschen in hunne woningen, en de opvoeding hunner kinderen gaat hun ter harte. Vreemdelingen behandelen zij met onderscheiding. Dan, eigenlijke weten-