Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813
(1813)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 755]
| |
Eene verwarring van geest, door zweetmiddelen genezen.Dat men de hevigste en vreemdste kwalen, wanneer men derzelver bron slechts wel kent, dikwijls door eene eenvoudige geneeswijze met eenen gelukkigen uitslag behandelt, zal de volgende opmerkenswaardige geschiedenis ten overvloede bewijzenGa naar voetnoot(*). Een veertigjarig Schoorsteenveger, van geen zeer sterk ligchaamsgestel, had in vroeger jaren als Soldaat gediend, en daardoor dikwijls koude en ongemak geleden, dat hem eindelijk aanvallen van rhumatieke pijnen berokkende. In zijne jeugd had hij veel in den Bijbel moeten lezen. - Nu werd hij op eene reize eensklaps van koorts en pijn in de leden bevangen. De koorts verdween, nadat hij eenige dagen het bed en zich warm gehouden had, doch zonder dat er zweet te voorschijn kwam. Van dien tijd af bemerkte zijne vrouw, dat hij, tegen zijne gewoonte, zeer treurig was; toen hij haar eensklaps op een' achtermiddag, een paar dagen nadat de koorts verdween, vroeg, of zij de heksen niet zag, die zich tegen den muur bewogen. Van dat oogenblik kreeg hij eenen angst, waarin hij niets dan heksen en duivels voor zich zag. 's Nachts had hij niet gerust, maar was telkens opgesprongen, vreezende, dat de heksen hem zouden wurgen. Deze toestand duurde reeds eenige dagen, toen zijn Geneesheer hem het eerst bezocht, die hem achter de kagchel vond zitten, met een strak en wild gezigt, waarop vreeze en angst te lezen waren. De pols was, hoewel zwak en een weinig langzaam, geregeld; de huid matig warm, en in de overige verrigtingen des ligchaams was mede geene onregelmatigheid te vinden. En hoewel hij gestadig van heksen sprak, wegens dezelve groote vrees | |
[pagina 756]
| |
betoonde, en veel beweging maakte om ze van zich af te weren, was hij, voor het overige, wel bij zinnen, kende een ieder, en antwoordde goed op de gedane vragen. Daar zijn Geneesheer, uit hoofde der voorafgegane omstandigheden, en der ligchaamsgesteldheid van dien man, de bron der kwaal in de huid, en in de gestoorde werking van dat orgaan, meende te vinden, vooral ook omdat een ligt uitslag aan de voeten verdwenen was, schreef hij zuurdeeg aan de voeten voor, en een' zweetdrijvenden drank, voornamelijk uit Sp. Minder. en Vin. antimon. Huxham. bestaande, benevens poeijertjes van Kamfer en Ipecacuanha, om hetzelfde oogmerk te bevorderen. Hierop volgde 's nachts een geruste slaap. Den volgenden dag was hij veel beter, geloofde nog wel, dat het waarheid was, hetgene hij gezien had, maar verzekerde, dat alle de heksen, uitgenomen één grooten duivel, verdwenen waren. Hij was nu met een sterk zweet overdekt, en aan zijne voeten, waaraan het zuurdeeg sterk getrokken had, vertoonde zich een niet zeer verheven uitslag. Na het vertrek des Geneesheers sliep hij nog eenige uren. Des anderen daags klaagde hij over niets dan zwakte en gebrek aan ontlasting, sprak voor het overige niet meer van gezigten, en wist zich daarvan ook niets meer te herinneren. Door een kort gebruik van een afkooksel van Kina, gepaard met het waterig aftreksel van de Rabarber, verdween ook de zwakte en trage werking der ingewanden. Weldra was hij geheel hersteld, en bevond zich na dien tijd zeer wel.
Te regt merkt de waarnemer aan, dat deze ziekte haren grond in eene ontstemming der gevoeligheid had, terwijl in de plaats der huid de hersenen aangedaan waren. Wij behoeven juist niet aan te nemen, dat zich eene rhumatieke of andere stof daarhenen verplaatst had; maar, daar de werking der huid eene afscheiding, die der hersenen het vormen van voorstellingen is, moet de verkeerde werking der laatsten zich als eene geestverwarring vertoonen; even als maagpijn, of eene | |
[pagina 757]
| |
krampachtige bezetting op de borst, op het verdwijnen van een of ander uitslag volgt. In alle deze gevallen schijnt voornamelijk het zenuwgestel te lijden, geheel anders, dan bij de eigenlijke stofverplaatsingen. Dat juist dit en geen ander orgaan de ziekte overneemt, hangt grootendeels van deszelfs zwakheid, of liever teêrgevoeligheid, af, en van het verband, waarin hetzelve met het lijdend orgaan staat. Vert. |
|