Echte anecdote, rakende den godgeleerde Brechter.
De Godgeleerde brechter was de zoon van arme ouders, en zag zich, daar dezen vroeg stierven, van alle ondersteuning beroofd zijnde, genoodzaakt, zich bij eenen rondtrekkenden kwakzalver als hansworst te verhuren.
Hij kwam met zijnen principaal ook te Königsborn, in het Wurtembergsche. Hier trok de knaap de opmerkzaamheid eens inwoners tot zich, die hem, daar hij talenten in hem ontdekte, eener betere rigting waardig, uit medelijden tot zich nam, als zijn eigen kind opvoedde en liet studeren.
Brechter wijdde zich der godgeleerdheid, en werd als Diaconus beroepen te Biberach.
Toen hij daar op de proef predikte, was zijn voormalige principaal, de kwakzalver, bij toeval in de stad, en ging, op aanhouden van zijnen waard, met hem ter kerke.
Naauwelijks had brechter den kansel betreden en zijne leerrede begonnen, of den kwakzalver kwamen de tranen in de oogen.
‘Waarom schreit ge?’ vroeg de waard den hikkenden. ‘Ach!’ antwoordde hij, ‘die heer was eenmaal mijn hansworst; zoo eenen krijg ik in mijn gansche leven niet weer.’