De natuurkundige en de twee hagedissen.
Eene Fabel.
Een Natuurkundige trof twee Hagedissen in zijnen tuin aan; hij ving dezelve, en maakte met de ontleding van de kleinste eenen aanvang. Na dezelve van lid tot lid gesneden te hebben, nam hij zijn microscoop, en bekeek elk deeltje op zichzelve; nu vatte hij de pen op, en bekeek het wederom; dan schreef hij een weinig, en hield op, om te bedenken, of hij ook iets vergeten had; ten laatste stelde hij alles te boek. Na dit verrigt te hebben, kwam een en ander liefhebber; hij verhaalde, wat hij gezien had; deze stond verwonderd, gene deed eenige vragen, en een derde wees een gebrek aan.
Dit verrigt, en de Hagedis-ontleder wel voldaan zijnde, bemoeide hij zich met de andere gevangene niet. Deze kwam onverzeerd bij andere Hagedissen, verhaalde het gebeurde, en voegde er nevens: ‘Twijfel niet aan mijn berigt; alles, alles heb ik met eigen oogen gezien: de man besteedde bijkans een ganschen dag met het ligchaam van onze mede-Hagedis te beschouwen. Zullen wij dan langer dulden in eenen verachtelijken staat rond te kruipen? Wij, die zoo veel aan en in ons hebben, niet alleen waardig om beschouwd, maar