Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813
(1813)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGrondig berigt nopens het drukken in het gemeen, bepaaldelijk aangaande de stereötypie, en de Fransche stereötype uitgaven van boeken.(Vervolg en slot van bl. 615.)
Men vraagt met reden: ‘Indien de stereötypie geen voordeel van geld-besparen aan den kunstenaar verschaft, gelijk uit het dusverre gezegde genoegzaam schijnt te blijken, welke zijn dan de eigenlijke voordeelen eener uitvinding, welke met zooveel geestdrift ontvangen werd?’ De uitvinders roemen steeds op de groote naauwkeurigheid (correctheid), welke uit hunne handelwijze voort- | |
[pagina 667]
| |
vloeit. En inderdaad, bij de stereötype zijden is het voldoende, dat men eene feil bij den eersten afdruk bemerkt, om die voor alle volgende te verbeteren: bij didot, door een zuiveren afdruk der gekletste plaat in plaats der fautive te maken; bij herhan, door de fout in de gekletste zijde zelve te verbeteren, en het betere in die plaats in te voegen. Wanneer men dus de van tijd tot tijd verbeterde afkletsingen bewaart, zal men buiten twijfel het doel bereiken, 't welk eenige drukkers zich voorgenomen hebben, die, om de feilen te vermijden, welke uit eene nieuwe zetting ontstaan, hunne uit losse letteren zaamgestelde vormen in derzelver geheel bewaard hebben. Algemeen beroemd is in Duitschland de drukkerij van het weeshuis te Halle, alwaar men sedert 60 of 80 jaren alle de drukplaten des Hoogduitschen bijbels bewaart, en eveneens de vormen voor de aldaar uitgegevene Grieksche, Latijnsche en Duitsche school-leerboekenGa naar voetnoot(*). De tegenstrevers der stereötypie vinden een welgevallen er in, om eenige onbeduidende ontslipte fouten aan te halen. Zij zeggen, dat men, zonder zulke buitengewone middelen, even correcte uitgaven bij zoo verdienstelijke drukkers kon verwachten. Maar deze tegenwerping, indien dezelve gegrond ware, zou slechts bewijzen, dat de kunstenaars met hunne ontdekking nog niet dat all' bereikt hadden, hetgeen men er van verwachten mag. Want dan zal men, naar ons dunkt, niet kunnen tegeuspreken, dat de stereötypie de mogelijkheid inheeft van eene veel grooter correctheid, dan tot welke men tot dusverre immer heeft kunnen geraken. | |
[pagina 668]
| |
Maar zijn de gevallen, waarin men van dit voorregt baat zal kunnen trekken, wel zeer talrijk? Integendeel schijnt derzelver aantal ons zeer beperkt te zijn. Onder de stereötypische uitgaven, die tot dusverre zijn uitgekomen, zijn de logarithmen-tafels van callet en lalande, zoo ver wij weten, de éénige werken, welke door stereötypéren aanmerkelijk in correctheid kunnen winnen. Om voor de stereötypie geschikt te zijn, moet een boek, om zoo te zeggen, een onveranderlijken tekst hebben: maar is het aantal zulker werken wel groot? Men haalt de klassische Fransche schrijvers uit de eeuwen van lodewijk XIV en XV aan, van welke de Heeren didot het hoofdvoorwerp hunner speculatie gemaakt hebben. Maar is dan de correctie zoo moeijelijk, dat men voor de uitgaven van deze schrijvers eerst eene nieuwe kunst uitvinden moest, om die te verkrijgen? Hebben niet de Heeren didot zelven, en andere beroemde drukkers, zeer correcte uitgaven geleverd, zonder ander middel, dan dat, waarvan men zich gewoonlijk in eene goed ingerigte drukkerij bedient? Met de klassische Fransche schrijvers, waarvan wij zoo even spraken, kunnen zonder twijfel de klassische Grieksche en Latijnsche niet vergeleken worden, als wier tekst nog steeds eenige verbetering bekomen kan, zoo wel door de vorderingen der grammatikale kritiek, als door de ontdekkingen, welke de geleerden hedendaags kunnen te berde brengen, wier onvermoeide vlijt en geleerde navorschingen reeds op eene voldoende wijze menigvuldige gapingen aangevuld hebben, welke den tekst van 't meestendeel der oude schrijveren misvormdenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 669]
| |
De leerboeken, eindelijk, die wij onzen kinderen in handen geven, zijn deze zoo volmaakt, dat wij, bij de telkens nieuwe uitgaven, ons onthouden kunnen van de veranderingen, welke de vorderingen der menschelijke kennis alsdan zullen noodig gemaakt hebben; en zal niet steeds de wensch naar nog verbeterde leerwijze overblijven? Uit dit alles kan men opmaken, dat de correctheid der stereötypen, en de verdienste en het gebruik daarvan, zich tot een klein aantal van werken beperkt, en dat de correctheid niet de éénige reden is, waarom men stereötype uitgaven zoekt. Een veel grooter voordeel, 't welk wij bij het stereötypéren vinden, is dit, dat de ondernemer daarvan niet op ééns den kostbaren aankoop van papier voor eene nieuwe uitgave behoeft te doen, en aldus met zijne onderneming van uitgave eens werks minder waagt. De kosten van den druk van eenig werk, naar wier bedragen (buiten het honorarium des schrijvers of vertalers en de kosten voor den plaatsnijder, wanneer er platen bijkomen) voornamelijk de duurte des werks bepaald wordt en de prijs der enkele exemplaren gesteld, rigten zich naar die van het zetten, het eigenlijk gezegd drukken (of afdrukken) en het papier. De kosten van het zetten, die even groot zijn, hoe sterk ook het aantal van exemplaren eener uitgave zijn moge, moeten dus over alle de exemplaren verdeeld worden, en verminderen derhalve voor elk bijzonder exemplaar, naar mate het aantal van exemplaren grooter is. Hieruit volgt, dat een exemplaar van eene oplage van 1500 duurder moet zijn, dan wanneer de oplage van 3000 is. Wanneer evenwel een boekdrukker den prijs van het werk stelt naar mate van de sterkte der uitgave, kan hij zich bedriegen ten opzigte van den goeden uitslag zijner onderneming: want, terwijl de kosten van het afdrukken en de prijs van het papier van exemplaren, die hij niet verkoopt, hem reeds een aanmerkelijk verlies veroorzaken, wordt de schade nog grooter, wanneer hij, in de verwachting van de geheele uitgave te zullen slijten, de drukkosten over alle de exemplaren ver- | |
[pagina 670]
| |
deeld, en, naar mate van derzelver grooter aantal, den prijs van elk derzelven lager gesteld heeft. Dit gevaar loopt een stereötypen-drukker geheel niet, te minder, daar hij slechts werken drukt, voor welke hij geenen schrijver eenig honorarium betaalt; en daar hij in het bezit der platen blijft, zoo kan hij zich ten opzigte van den druk rigten naar den aftrek, bij gevolg de onnoodige uitgave voor het papier uitwinnen, en aldus het verlies verhoeden, waaraan hij bij eene te sterke oplage ware blootgesteld geworden. Deze besparing maakt het hem mogelijk, eene uitgave van 1000 exemplaren te verkoopen voor denzelfden prijs, dien hij in geval van eene van 3000 exemplaren zoude bepaald hebben. Voorondersteld nu, dat hij deze 1000 exemplaren verkoopt, en zijne onkosten door dezen verkoop gedekt zijn, dan zal hij bij eene tweede oplage zijne rekening vinden; en indien hij ook al niet alle de exemplaren van deze mogt verkoopen, dan is toch zijn verlies, zoo veel het verbruikt papier aangaat, geringer. Maar alles verandert hier, wanneer de Heeren didot en herhan werken van nog levende schrijvers drukken. Dan hebben zij het gewone gevaar van het boekdrukken te vreezen, en moeten dus afzien van stereötypie, of zij kunnen het publiek het voordeel niet laten genieten, 't welk het van hunne handelwijze verwacht. Dus vindt men op de lijst der stereötype uitgaven door de Heeren didot den naam van geen een' levenden schrijver, en, zoo de Heer herhan eenige werken van levende schrijvers met stereötypen gedrukt heeft, is de prijs van deze uitgaven niet goedkooper, dan van die van gewonen druk. Deze opmerking is aan vele liefhebbers ontslipt, en wij hebben meer dan eens bij anders kundige lieden opgemerkt, dat zij den aankoop van een nieuw uitkomend werk uitstelden, alleen in de verwachting, dat het weldra gestereötypeerd zou worden. Het is van belang voor den boekhandel en voor stereötyp-drukkers zelven, deze dwaling weg te nemen; want zij geeft een nieuw wapen in de handen van hen, die in de stereötypie eene oorzaak van de ruïne des boekhandels vinden. | |
[pagina 671]
| |
Derhalve, terwijl wij aldus het uitwinnen door de stereötypie toegeven, zijn er echter gevallen, waarin dit besparen geen voordeel boven het gewone boekdrukken aanbiedt. Bij voorbeeld, een boekdrukker, die zeker is, in een' bepaalden tijd, eene uitgave van 3000 exemplaren, en voor welke hij aan den schrijver geen honorarium betaalt, te zullen slijten, zal gewis dat boek, zonder stereötypéren, voor denzelfden prijs kunnen verkoopen, dien de Heeren didot zouden stellen, als zij met stereötypen drukten. Wij willen hier niet in het detail treden, 't welk de waarheid dezer op naauwkeurige berekening gegronde verzekering zoude bewijzen; terwijl die waarheid voor elk boekhandelaar blijkbaar is. Ook de Heeren didot zelven hebben bij hunne uitgaven van klassische Fransche schrijvers van de stereötypie afgezien, wijl dezelve slechts onnutte vermeerdering van kosten zoude veroorzaken. Het is waar, dat ten tijde, toen zij de eerste deelen hunner verzameling bekend maakten, Parijs overstroomd was met eene menigte van slechte uitgaven, welke voor weinig geld verkocht, maar nu door de Heeren didot verdrongen en onderdrukt werden. De verdiende achting dezer uitgevers, de correctheid van hunne drukken, de fraaiheid hunner gebruikte letters, en de bekoring der nieuwheid, gaven ongemeenen aftrek aan de uitgaven, welke als stereötypen aangekondigd werden: want al hetgene voormaals van de ‘presses du Louvre’ (der didots) was verschenen, kwam, wegens deszelfs hoogen prijs, slechts in de boekerijën van rijke lieden. Van nu af aan kon ook de minder gegoedde zich eene door deze uitgevers bezorgde verzameling aanschaffen. De tooverkracht van een Grieksch woord deed wonderen. De Heeren didot deden voordeel met de algemeene geestdrift, terwijl zij snel deze verzameling van uitgaven vergrootten. Zonder twijfel moesten zij toen met stereötypen drukken, om de begeerte van het publiek te voldoen, en deszelfs gunstige stemming voor hen te onderhouden. Maar heden ten dage, nu de waarde dezer uitgaven algemeen erkend en vast gegrond is, en dezelve | |
[pagina 672]
| |
wegens hare correctheid, en voornamelijk wegens hare goedkoopheid, algemeen gezocht worden, kunnen de Heeren didot aan de gewone wijze van drukken de voorkeur geven voor de stereötypie, welke meer te zamengesteld en kostbaarder is. Wanneer slechts, hetgene zij in het vervolg zullen uitgeven, niet in waarde onderdoet voor de vroegere werken, wat is er dan gelegen aan de middelen, welke zij aanwenden? het publiek heeft dan immers geene reden van klagen, daar het de voordeelen geniet, die men hetzelve beloofd heeft. De Heer herhan, en die zich met hem vereenigd hebben, bevinden zich in andere omstandigheden. Daar de algemeene kosten van hun etablissement eenmaal gemaakt zijn, en hunne handelwijs niet veel kostbaarder is, dan die der gewone drukkers, zoo kunnen zij voor zoo verre en zoo lang voortvaren met stereötyp-drukken, als hun voorraad van letteren, of eigenlijk matrijzen, toereikende is; en zij zijn zelfs daartoe genoodzaakt, wanneer zij uit hun etablissement willen voordeel trekken. - Voorts zijn de stereötypen door herhan in prijs gedaald, vooral bij zulke werken, die bij inrigtingen van publiek onderwijs zijn aangenomen, en waarbij de stereötypie met nut kan aangewend worden, voornamelijk wanneer er in een groot rijk een algemeen, eenparig stelsel van onderrigt aangenomen is. De stereötypen hebben buitenlands grooten aftrek gevonden. Onze goede uitgaven daarvan, in 8vo en 12mo, naar Duitschland en het Noorden uitgevoerd, geraakten daar tot eenen hoogen prijs. Duitschland krielde voorheen van nadrukken vol fouten, welker prijs nogtans dien te boven ging, waarvoor men 200 uren van Parijs stereötype uitgaven kan bekomen. Men heeft den Heeren didot en herhan de eer dezer uitvindinge betwist. En inderdaad, om niet te spreken van de proeven, in het begin der 18de eeuw in Schotland genomen, herinnert men zich, dat, in 1785 en 1786, de Heeren hofmann, te Parijs, en carez, te Toul, eene gelijke handelwijze als de Heeren didot ge- | |
[pagina 673]
| |
bruikten, welke zij eerst polytypage, daarna homotypage noemden. Maar, indien nu ook de Heeren didot en herhan niet de eer der eerste uitvinding genieten, zijn zij het toch, die dezelve tot een hoogen trap van volmaaktheid verheven, en het eerst daarvan voor het publiek en zichzelven voordeel getrokken hebben. Men vraagt dikwerf, welke uitgaven de voorkeur verdienen; die der didots, of die van herhan? Het is moeijelijk, deze vraag te beantwoorden. In het eerst meenden eenige liefhebbers, dat de verdere vorderingen dezer kunst eerst de voorkeur van den eenen of den anderen bepalen moesten. Maar de correctheid, welke eene verdienste is der stereötypie, is door de eene en de andere handelwijze in gelijken graad bereikt geworden, en de andere werkzaamheden hebben in haar onderscheid geen verderen invloed op de meerdere of mindere verdienste eener uitgave: want de fraaiheid van den druk hangt af van de zorgvuldigheid, welke men bij het afdrukken aanwendt, en van het sierlijke der letteren. Dus zijn te dezen opzigte beiderlei drukken even verkieslijk. Men kon welligt meenen, dat de afkletsingen, waarmede de Heeren didot drukken, en welke gevormd worden op eene matrijze, voortgebragt door het inslaan eener losse letter, welke door deze werkzaamheid zelve afslijten moet, minder fraaije uitgaven moesten voortbrengen, dan die van den Heer herhan, die zich bedient van een afgietsel in koper. Maar men moet erkennen, dat het publiek tot hiertoe geene reden heeft gehad van zich over dit nadeel te beklagen; het zij dan, dat de Heeren didot hetzelve verminderd hebben, door hunne bewegelijke letters meermalen te vernieuwen, het zij het naauw ineenzetten der letters en regels het uitwerksel daarvan wegneemt, of eindelijk, wijl de Heeren didot niet alles meer met stereötypen drukken. Dit naauw ineenzetten bevordert, voor het overige, zeker de fraaiheid der uitgaven niet, en is de éénige fout der stereötype uitgaven van deze drukkers; maar heeft daarentegen aanmerkelijken invloed op den goedkooper prijs, wijl het uitwint in papier en de dee- | |
[pagina 674]
| |
len kleiner maakt. - Voorts moet men ten opzigte van het onderscheid der stereötypen van didot en herhan nog aanmerken, dat de Heeren didot hunne uitgaven doen op vierderlei soort van papier, in 18vo, op gewoon papier, op uitgezocht, dat zij fijn noemen, op fijn papier, en op raisin-velin; bij herhan zijn slechts drie soorten van papier, gewoon papier in 18vo, fijn in 12 mo, en velin-papier in 12mo. Daar zijn tekst meer tusschenruimte heeft, zijn zijne deelen wat dikker dan die van de Heeren didot, en bijgevolg ook duurder. Zijn gewoon papier is zoo goed als het fijne der Heeren didot; zijn fijn in 12mo heeft een aangenamer formaat, dan het fijne velin-papier der Heeren didot, en is lager in prijs; zijn velin-papier is fraaijer, en ook duurder, dan het groot velin-papier van hen. Met één woord, wanneer de uitgaven der Heeren didot de koopers meer trekken door het goedkoope, zoo zijn die van den Heer herhan over het algemeen fraaijer, en hebben buitendien het voorregt, dat zij, wegens den ruimer druk, den lezer minder vermoeijen. |
|