ten, zoo wel als de zoodanigen, die zulke geregten nuttigden.
Intusschen waren deze strafoefeningen niet in staat, lieden in bedwang te houden, die, door de dringende behoefte des hongers, tot woede oversloegen. In regte Kannibalen herschapen, spanden zij duizend strikken om elkander te verrassen; de zwakste werd de prooi des sterksten, die er zijnen honger mede stilde. Twee Geneesheeren (goede vrienden van abd-allatif) liepen, op deze wijze, het grootste gevaar, en ontkwamen den dood niet dan door eene soort van wonderwerk.
Deze vernielende geefel deed zich door gansch Egypte gevoelen. Ontzettende voor de verbeelding is het getal menschen, welke er de slagtoffers van werden. Te Chiro alleen werden bestendig van honderd tot honderdvijf ig lijken daags naar de plaats gebragt, alwaar hun de laatste eere werd bewezen. Nog akeliger, echter, was het schouwspel, 't welk de naburige vlekken en dorpen voorstelden; niets anders waren dezelve dan eene schrikwekkende woestijn, welke eenige spooksels, de graven ontvlugt, van tijd tot tijd schenen te doorwaren!
Tot overmaat van rampen heerschte er, ingevolge van dien hongersnood, eene verschrikkelijke pestziekte over Fayyoum, de provindie Garbiyyèh, Damiate en Alexandrie. Zoo groot waren de verwoestingen, welke dezelve aanrigtte, dat op éénen Vrijdag de Iman de Begrasenisgebeden had gedaan voor zevenhonderd zielen, en een zelfde erfgoed, in het tijdverloop van eene maand, achtervolgens was overgegaan op veertien erfgenamen.
Intusschen had Egypte nog al de rampen niet gevoeld, welke het noodlot, in dat heilloos tijdstip, behagen scheen te scheppen op deszelfs hoofd te laden. Eene zwaare aardbeving, welke er op den 26 van Schaban (20 Mei 1202) zich deed gevoelen, en, in de voornaamste steden, het instorten van eene groote menigte gebouwen veroorzaakte, leide de laatste hand aan de wanhoop en verlegenheid der