Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813
(1813)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 480]
| |
Eenige bijzonderheden, rakende den beroemden Franschen schouwspeler Talma.(Uit het Fransch.)
Ik heb baron in mijne jeugd gezien, zegt voltaire; hij was edel en welvoegelijk, en dit was alles. Een gelukkig gelaat, eene eerbiedwekkende houding, eene wellnidende uitspraak voldeden, in dien tijd, voor eenen schouwspeler om te slagen. Men vergde hem niet méér bij een deftig en grootsch hof, dat zijne vermaken zelfs aan de regelen der etiquette onderwierp, en zich in staatsie vermaakte. Een schoon man verscheen op het tooneel, zeide op een welluidenden trant fraaije verzen op, en ging heen onder het gerucht der toejuichingen. Hij kon, in gemoede, zijne ziel laten rusten; men vergde niet, dat hij proef gaf, er eene te bezitten: het was zelfs een artikel van het wetboek voor het tooneel, dat hij nooit de eentoonigheid zijner declamatie moest afbreken, noch de eenvormigheid der gebaren afwisselen. De uitvoering was toen, gelijk men weet, eene soort van gezang, dat men even als muzijk leerde. Ik heb hooren zeggen, dat men in de archiven van het Theatre Français de rol van Hermione bewaart, met de hand van racine voor Mejuffr. champmêlé genoteerd. Overigens, geene illusie, geene inachtneming van kleederdragt en zeden. De geheele oudheid bevond zich op zijn hedendaagsch uitgedost; en men verstoorde zich zoo weinig over deze belagchelijke strijdigheid met de tijdrekening, dat het publiek altijd met drift toevloeide, om in Cinna het binnentreden der hovelingen van Augustus te zien, omdat deze heeren allen verschenen met den degen op zijde, en den hoed met de lange pluim in de hand, even als de groote heeren in de galerij te Versailles. Men zegt, dat onze voorouders te vrede waren met deze valsche voorstelling der aloude gebruiken, en dat zij ons wel opwogen. Ik geloof het; maar de kunst begon eerst, en onze voorouders zouden thans moeijelijker te voldoen zijn. Op deze zingende dynastie, van welke baron als het hoofd beschouwd wordt, volgde een sprekende stam, die met fierheid | |
[pagina 481]
| |
lekain als zijnen stichter noemt. Toen deze verscheen, waren de zeden zeer veranderd. De losbandigheid van het hof des Regents, aan dit tijdsgewricht grenzende; de wijsgeerige stoutheden; de geest van nieuwigheid, welke in al de gemoederen sloop, en reeds alle instellingen deed waggelen; de kundigheden en geleerdheid, met de zucht tot schouwspelen door al de rangen der maatschappij verspreid; en bovenal, men moet het zeggen, het verhevene en hartstogtelijke des oorspronkelijken en onregelmatigen spels van Mejussr. dumesnil, bemoedigden le kain, om, met eene voorzigtige stoutheid, de palen zijner kunst te overschrijden. Voortgesleept door zijn genie, ondersteund door de kunde van Mejuffr. clairon, zijne mededingster, gelukte het hem, den engen kring der tooneelmatige gewoonten uit te zetten, in welken zijn vurige en veel omvattende geest zich als verstikt gevoelde. Het was toen, dat de geheele le kain zich vertoonde. Men zag toen, wat men nooit gezien had; een' Turk in Bajazet, een' Tartaar in Gengiskan, een barbaarsch vorst in Rhadamistus, enz.: maar het was voor een' ander bewaard, dit werk te voltooijen, en in het, om zoo te spreken, klassische gedeelte van zijn vak die waarheid van zeden, van toon en kleederdragt te brengen, welke het misschien niet mogelijk is te overtreffen. Talma verscheen in den aanvang van een tijdsgewricht, door groote staatkundige gebeurtenissen gekenmerkt. Hij was in de gelegenheid, om van naderbij nieuwe tooneelen op te nemen en nieuwe kleuren te leenen. Vriend der kunstenaars, ontleende hij van hen de rijkdommen hunner kunst, de kennis der schoone stellingen, dier eenvoudige draperijen, welke wij in de schilderijen of de standbeelden der groote meesters bewonderen. Gemeenzaam met de geleerden, werd hij door hen ingewijd in het heiligdom der oudheid. Niets van de openlijke of bijzondere zeden en gebruiken der oude tijden bleef hem onbekend. Eene reize naar Engeland, waar zijne familie gevestigd was, verschafte hem gelegenheid om nieuwe schatten te verwerven. Hij kwam vandaar terug, beladen met de schattingen, door zijnen smaak en zijn onderscheidend oordeel op de talenten des vreemdelings geligt; met kunst wist hij aan de vruchten van zijnen eigen grond deze voortbrengsels eens afgelegen lands te huwen, en naturaliseerde hij onder ons, wat een gestrenge smaak hem toeliet in te voeren. | |
[pagina 482]
| |
Sterk door zijne natuurlijke hulpmiddelen, door zijnen ijver, en door eenige gunstige omstandigheden, is talma met reuzenschreden, en van overwinning tot overwinning, tot het doel geraakt, dat zijne roeping hem bevelende aanwees; hij heeft van het tooneel verbannen de kadansérende windmakerij en het gedwongen recitatief, die op hetzelve waren teruggekeerd; en, in spijt van zekere gezaghebbende overleveringen en den glans van een en ander beroemd talent, heeft hij weten te herstellen en het publiek te doen smaken de hoogere en moeijelijke kunst eener voordragt, eenvoudig, waar, zonder kwakzalverij, zonder grilligheid, welker nadruk geene gezwollenheid is, welker waarheid in geen spel der keel bestaat, die, zich met den hartstogt teffens verheffende, treft zonder te verdooven, beweegt zonder te vermoeijen; en zoodanig was de neiging van zijnen natuurlijk juisten geest, dat hij, naauwelijks toegelaten tot het Theatre Français, omringd van verleidelijke en besmettelijke voorbeelden, reeds de oogen gekeerd had naar dat eenvoudig en verheven schoon, welk hij van verre bespeurde, en slechts naar het oogenblik haakte, om den kenners eene nieuwe bron van genot te openen. De volgende Anekdote, welke talma's eersten stap in zijne loopbaan heeft gekenmerkt, bewijst, met welken uitstekenden aanleg hij dezelve was ingetreden. Hij vervulde, in het Treurspel Brutus, de rol van den vertrouwde Proculus. Gereed om voor het vergaderde hof te verschijnen, had hij besloten, ten opzigte zijner kleeding, die nieuwigheid te beproeven, welke hij sedert door zijn voorbeeld heeft doen aannemen. Het fluweel en de zijde verwerpende, gekleed in eenen tabbaard van eenvoudige wol, natuurlijk gedrapeerd, het haar in den smaak der oudheid, de armen naakt, de voeten gedekt met de Romeinsche halve laars, stond talma, of liever de Tribuun Proculus, tusschen de schermen, het oogenblik van zijne optrede afwachtende. Eene der eerste Actrices komt daar; zij begluurt talma, herkent hem, en uitschaterende van lagchen: Wat ziet gij er uit! zegt zij; Zijt ge mal? Ge lijkt wel een standbeeld..... Talma wist het wel. De aanschouwer, die, afzonderlijk genomen, in de verbazing onzer Actrice zou gedeeld en haar gezegde herhaald hebben, was, te zamen genomen, getroffen op het gezigt van den alouden Proculus; en - gelijk altijd ge- | |
[pagina 483]
| |
beurt, wanneer men den menschen gezamenlijk iets aanbiedt, dat bij het kenmerk der nieuwheid dat van het schoone en ware voegt, - de vertrouwde Prooulus werd de held dezer vertooning. Het was nu niet meer mogelijk terug te treden; de oude gewoonten, de ingeworteldste vooroordeelen waren verpligt te wijken; en het Fransche Treurspel werd, in spijt van zichzelv', Grieksch en Romeinsch, naar eisch des onderwerpsGa naar voetnoot(*). |
|