Mengelwerk.
Aan den Redacteur van het Tijdschrift van Kunsten en Wetenschappen.
Mijn Heer!
Met een bijzonder genoegen las ik, voorleden jaar, in het eerste Nommer van uw geacht Maandwerk, eene Redevoering van mijnen waarden Ambtgenoot, n. swart, over den zijdelingschen invloed des Christendoms op de Verlichting. Reeds toen kwam het denkbeeld bij mij op, om u eene Kerkelijke Redevoering, welke ik, bij eene bijzondere gelegenheid, alhier gehouden heb, en waarin die invloed meer onmiddellijk en regtstreeks wordt aangetoond, toe te zenden, ten einde alzoo uwen Lezeren een geheel in handen te stellen, hunner aandacht, om het gewigt des onderwerps ten minste, niet geheel onwaardig. Deze inval zou, intusschen, geen gevolg gehad hebben, zoo ik niet wist, dat men hier en daar nog vermetel genoeg blijft, om het Christendom Obscurantisme te noemen, en de belijders van jezus christus als Obscuranten of Duisterlingen ten toon te willen stellen. Misschien kan mijn arbeid mede iets toebrengen tot eene billijker beoordeeling van onzen dierbaren Godsdienst, en den een' of ander' van zijn vooroordeel tegen denzelven genezen. Ik zend u, echter, dit stukje niet in zijn geheel; maar heb de Inleiding en Tekstverklaring, als tot mijn tegenwoordig oogmerk niet zoo zeer dienende, weggelaten, en van het slot slechts zoo veel behouden, als ik ten algemeenen nutte noodig acht. Kunt gij hetzelve eene plaats in uw Maandwerk geven, het zal aangenaam zijn aan hem, die de