Anecdote, Chapelle betreffende.
Chapelle gebruikte het avondeten, zonder verder gezelschap, bij eenen Maarschalk van Frankrijk. Nadat zij een weinig gedronken hadden, begonnen zij aanmerkingen te maken over de ellenden dezes levens, en over de onzekerheid van hetgeen volgen moet. Zij stemden daarin overeen, dat er niets zoo gevaarlijk is dan te leven zonder godsdienst; maar zij bevonden tevens, dat men niet vele jaren als goed Christen slijten kon, en dat de martelaars welgelukzalig geweest waren om slechts weinige oogenblikken te lijden te hebben, ten einde den hemel te winnen. Daarop verzon chapelle, dat zij te zamen zeer wel zouden doen om naar Turkijë te gaan, en daar den Christelijken godsdienst te verkondigen. ‘Men zal ons vatten,’ zeide hij; ‘men zal ons voor een' of ander' Pacha voeren. Ik zal hem met rondheid antwoorden; gij zult even zoo doen, Mijnheer de Maarschalk: men zal mij empaleren; men zal u na mij empaleren, en ziedaar ons in het paradijs!’ De Maarschalk nam kwalijk, dat chapelle zich vóór hem plaatste: Mij komt het toe, zeide hij, die Maarschalk van Frankrijk en Hertog en Pair ben, den Pacha aan te spreken en het eerst gemarteld te worden, en niet aan een manneken als gij! - ‘Ik lach met den Maarschalk en den Hertog,’ hernam chapelle; en flap! werpt hem de Maarschalk een bord in het gezigt. Chapelle valt op zijnen vijand aan; zij smijten tasels, buffetten, stoelen door elkander, en men komt op het gerucht toeschieten. Het is te begrijpen, welk een tooneel het was, hun het onderwerp van hunnen twist te hooren ontvouwen, en elk zijne redenen bijbrengen!