| |
| |
| |
Hollandsche schouwburg.
Januarij tot April, 1813.
Een toevallige zamenloop van personele vermeerderde bezigheden is oorzaak geweest, dat de Schrijvers dezer Tooneelkritiek, gedurende twee maanden, hunne aanmerkingen den Schouwburg-minnaren niet hebben kunnen aanbieden. Intusschen heeft deze vertraging de nuttige zijde gehad, dat de Schrijvers met den geest van menig eenen kunstenaar zijn bekend geraakt: want, naauwelijks ontwaarden eenige regte hommels in de kunst, dat men geene Tooneel-kritiek in dit Tijdschrift had geplaatst, of alom ging de blijde mare op: ‘dat er geene Tooneel-kritiek meer verschijnen mogt; dat men dezelve verboden had; dat Mijnheer van der die en Mevrouw van der zoo zich beklaagd hadden over eene gisping, die hunner kunst-reputatie zoo noodlottig was; dat men de Schrijvers, de Heeren N.N. en Comp., deerlijk op de vingers had getikt; dat....’ Arme sukkels! gij wist dan niet, dat, onder een kunst-beschermend Gouvernement, ieder zijne kunst-aanmerkingen vrij en ongehinderd mag openbaren; dat alles, wat door het Publiek geschraagd wordt, ook aan de beoordeeling van dat Publiek onderworpen blijft, dat, van de zijde des Bestuurs, dusdanige beoordeeling nimmer eenige belemmering te duchten heeft; dat.... Dan, laat ons, kortheidshalve, deze inleiding met het navolgend berigt besluiten: Schrijvers der Tooneel-kritiek verwittigen het geeerd Publiek, dat zij de op hunne schouders liggende taak onvermocid en onbevooroordeeld zullen voortzetten; dat zij, waar zulks pas geeft, meer dan ooit gestreng in hunne kritiek zullen zijn; en dat zij de snerpende roede, door Redacteuren van de Parijsche dagbladen: le journal de l'empire, la gazette de france en le journal politique zoo tuchtigend gezwaaid, zich
voorbehouden, alleen om te doen zien, dat zij voor geene schreeuwende kunst-duivels, alware derzelver getal ook legio, vervaard zijn. - En nu ter zake; hoewel het ons leed doet, dat wij, door ophooping der stoffe en beperktheid van bestek, ditmaal onderscheidene stukken met stilzwijgen voorbijgaan, of met enkele aanstipping zullen moeten vermelden.
| |
| |
De tweede vertooning van Rhadamistus en Zenobia is oneindig beter uitgevoerd dan de eerste, met uitzondering nogtans van eenige, onzes inziens, door den Heer jelgerhuis verkeerd begrepene passages, waarvan wij te voren reeds een paar staaltjes hebben gegeven.
Herodes en Mariamne heeft het publiek, volgens onze oogschijnlijke opneming, fatsoenlijk verveeld. Wij voegen hier gaarne in overeenstemming bij: ook ons; ofschoon wattierziesenis Mariamne was. Het stuk is, over 't geheel, redelijk wel vertoond. Het tooneel, echter, waarin Mariamne Salomé de huid vol scheldt, is, door toedoen van Mejufvr. grevelink, niet genoeg uitgekomen. Wanneer iemand de waarheid, en wel op zulk eenen harden toon, gezegd wordt, ziet men, vooral bij vrouwen, den toorn spoedig ontbranden. Dit is hier het geval geenszins geweest; Mejufvr. grevelink heeft koel en onverschillig daarhenen gezien, zonder eens hare medespeelster met dien blik van woede en haat te beschouwen, waarin als 't ware de geheele ziel van Salomé moet spreken. Er is niets hinderlijker voor het publiek, dan deze kleine, doch veel afdoende onachtzaamheden bij eene Vrouw te ontwaren, die sedert twee jaren zulke regt loffelijke vorderingen gemaakt heeft. De Heer jelgerhuis heeft zich van de zware rol van Herodes op eene regt Herodesachtige wijze gekweten; en dit is veel gezegd! De mindere rollen zijn allen tamelijk wel uitgevoerd. Dan, wil men den man kennen, wien de eer van deze representatie toekomt, dan noemen wij met regt den naam van kamphuizen, die, tegen zijn tooneelemploi aan, de rol van den Hebreeuwschen, Ik maak bekend dat overleden is, vervuld, en waarachtig op zulk eene wijze vervuld heeft, dat wij, met het publiek, dien avond over hem hoogst te vrede zijn geweest.
Othello is op eene wijze gespeeld, die ons nimmer uit het geheugen zal gaan. Nooit heeft de Heer snoek zich op eene dusdanige wijze aan deze verschrikkelijke rol gewaagd; maar nooit ook heeft hij er zulk eene eer mede behaald. Waarlijk, zijn spel is boven allen lof geweest! - Mejufvr. kamphuizen is eene zeer bevallige Edelmone. Alleen zijn wij het in den herhaalden uitroep:
‘Helaas! mijn dierbaar kind, gij zult rampzalig sterven!’
| |
| |
met haar niet eens. Zoude deze uitroep, meer nadenkend en met minder galm uitgesproken, niet hartroerender zijn? Wij meenen ja, en mogen ons hier op onze groote Kunstenaresse, die voormaals deze rol vervuld heeft, beroepen. Dan, deze enkele aanmerking kan haar verder voortreffelijk spel geenszins opwegen, en moet der bekwame Vrouwe doen zien, hoezeer wij ons met haar talent bezig houden. De Heer jelgerhuis heeft zijne rol op eene hem waardige wijze vervuld; en wij maken dus slechts ter vlugt mentie, dat hij, bij zijn aftreden in het eerste bedrijf, zich weder voor eenige oogenblikken door zijn zwak heeft laten wegslepen. De Heer evers heeft zijn best gedaan, maar zijne verklaring aan Edelmone een weinig door elkander gehaspeld. Hij tempere, door bedaarde oefening, een jeugdig vuur, dat zoo gevaarlijk is! Onzen dank aan den Heer westerman, dat hij de kleine, maar veel afdoende rol van den Doge op zich genomen hebbe, en (alle Heer alle eer!) aan de Directie, die onze vroegere aanmerking schijnt onthouden te hebben. Hij, die zijne misslagen herstelt, heeft aanspraak op elks hoogachting. De overige rollen, en vooral Pizarro, hebben niets te wenschen gelaten.
Ifigenia in Tauris is deze keer met zoo veel ensemble vertoond, dat wij bescheidenlijk onze zeer geringe aanmerkingen ter zijde leggen, en, zonder onderscheid, de Tooneelisten, die dit Treurspel hebben uitgevoerd, ieder in zijn vak, toejuichen willen.
Omasis is een dier stukken, welke zoo goed ineen zitten, dat men, met het naauwkeurigst oog, bijna geen speelvlekje vinden kan. Deze reis is hetzelve weder meesterlijk vertoond; snoek als Omasis, westerman als Jakob, maar jelgerhuis vooral, jelgerhuis als Simeon, hebben onverbeterlijk gewerkt, en, met de overige rollen, een geheel opgeleverd, dat ons verrukt heeft. De vrouwelijke Benjamin had deze keer een meer mannelijk en toch niet minder bevallig kopje.
Achilles heeft ons wel voldaan; ofschoon het gebrekkige van het stuk zelve veel toebrengt aan den weinigen bijval des publieks. Intusschen is Achilles verdienstelijk door den Heer snoek gespeeld; de lierzang is door hem treffelijk gereciteerd; alleen heeft hij ons te veel het indolente van eenen vertoornden Achilles vertoond; dan, hoe schoon heeft hij dezen klei- | |
| |
hen misslag door meesterlijke oogenblikken verbeterd, of liever uitgevaagd! - Evers heeft zich als Patroclus wel gehandhaafd. De lierzang, hoewel een weinig flaauw, is goed door hem uitgesproken. Wij herhalen den jongen kunstenaar onze vroegere, waarlijk vriendschappelijke raadgevingen; hij zal er zich wél bij bevinden. De Heeren jelgerhuis, westerman enz. hebben, met Mejufvr. grevelink, hunne reputatie staande gehouden; ofschoon de vraag van Agamemnon:
gelukkiger had kunnen zijn: zijn dan was het regte dan niet. Beter bezigde Achilles het vermaarde:
‘Ik zal ten strijd gaan,’ enz.
Men voelde met hem, hoe hij zijn' toorn onderdrukte, en hoe pijnigend hem dit besluit was.
De derde representatie van Rhadamistus en Zenobia hebben wij niet kunnen zien; ergo silentium!
Tancredo is, volgens gewoonte, goed vertoond; alleen hebben wij ons met eenige passages van Orbassan niet kunnen vereenigen: de Heer jelgerhuis, deze rol wel begrijpende, neemt echter den Orbassan te fier op, dat intusschen geene misdaad is; beter iets te veel, dan te weinig. Tancredo is met veel jeugdig vuur door den Heer snoek vervuld. Amenaïde was bekoorlijk beklagenswaardig, en westerman zeer wel als Vader geplaatst, hoewel somtijds een weinig gerekt. Rombach, als Tancredo's oude krijgsmakker, verdient eene allezins loffelijke vermelding.
Redding voor Redding is zeer aardig gespeeld. Mejufvrouwen kamphuizen en snoek hebben de karakters van Augusta en Petronella verdienstelijk uitgevoerd. De Heer majofski, als Doctor Mertens, was onverbeterlijk. Welk een warm en wel doordacht spel! De Heeren kamphuizen, westerman, rombach, enz. hebben met hunne gewone bekwaamheid de overige rollen vervuld. De representatiën van dit stuk zijn niet onbehagelijk geweest.
Eenige andere stukken gaan wij, als reeds beöordeeld, stil- | |
| |
zwijgend voorbij; te meer, daar zij bij de vertooning geene nadere aanmerkingen veroorzaakt hebben.
Valvaise en Adelaïde. Dit Tooneelspel, dat, naar onze meening, een vroeger stuk van denzelfden aard geenszins kan opwegen, is ons voorgekomen als wel gespeeld, waarvoor men onzen Tooneelkunstenaren dank verschuldigd is; want waarachtig, zij, die de dialogue van dit stuk hebben kunnen memoriseren, hebben een wonder gedaan! Nimmer hebben wij eene zoo ongemakkelijk te bezigen taal op het Tooneel ontmoet. - Mejufvrouwen kamphuizen en majofski hebben zeer verdienstelijk zich van de haar opgelegde rollen gekweten. Rombach, als Gustaaf, was wel, maar ook niet meer dan wel. Het is zeer te bejammeren, dat deze zoo verdienstelijke kunstenaar in alle vakken speelt, in plaats van zich tot één vak te bepalen, waarin hij zulke verbazende vorderingen maakt. De Heer kamphuizen heeft Valvaise zeer warm, maar tevens te huilend, te deklamerend uitgevoerd. De Heeren jelgerhuis en westerman verdienen eene loffelijke vermelding in hunne ministerieeie rollen. De Heer van hulst heeft ons als een Zweedsche muurbreker, of liever faux-crâne, veel vermaak gedaan; zijne schuld is het niet, dat hij zulk eene gemankeerde rol moest voordragen. De Heeren sardet en snoeck hebben de hun opgelegde taak ook moedig getorscht, en alles te zamen genomen heeft een goed ensemble opgeleverd. - NB. De costumes der mannen deugden geen zier. Gustaaf had veel van een' Noordwijker vischboer; de mand met schol ontbrak er nog-maar aan!
Karel en Karolina hebben wij met veel genoegen gezien: alle de rollen zijn wel juist niet uitgevoerd zoo als wij gewenscht hadden; dan, men moet, waar ijver en warmte de spelers vervult, ook niet al te keurlg zijn. Bazilius, Cecilia en Preval zijn stout uitgevoerd. Karel kon er ook door; te meer, daar wij met groot vermaak ontwaard hebben, dat de Heer kamphuizen den klagenden en huilenden toon achterwege gelaten heeft. De beide Verneuils deden ons aan cruys en roos herdenken!
De Schipbreuk zou een ruim veld tot kritiek opleveren: de spelers hebben alzoo verpligting aan het kort bestek, dat alléén ons het zwijgen oplegt. - Het Cameleon! Zoo dikwerf men zulke vodden vertoont, zullen wij het Tooneel-bestuur toeroe- | |
| |
pen: Eh! Messieurs! que pexsez-vous donc de nous? Nous prenez-vous pour... Zeggen wij het woord maar niet!
Het losse Schot. Idem, idem. - De Snijder en zijn Zoon, een lief, zedelijk stukje, is lief en zedelijk gespeeld. Ons kompliment aan den Heer majofski; wij hadden hem nimmer als den Ritmeester gezien, en, zoo wij ons eene aanmerking over zijn spel veroorloofden, zoude het deze zijn, dat hij ons als Ritmeester te goedig toegeschenen is. Natuur verraadt zich zoo ligt!
Het Militair Arrest is goed gespeeld. De drie getrouwde Mannen; nu ja, passabel!
Argwaan en Arglistigheid is hoogst bevallig door den Heer kamphuizen en zijne Gade uitgevoerd. Jammer, dat eerstgemelde zijne stem niet meer wist te maskéren; hij had dan nog meer roems ingeöogst.
De Apothecar en Doctor is, even als de vorige keer, zeer zwak uitgevoerd. Valsch is er gezongen, zoo als men zegt, uit den treure! - De Savoijards, De Melomanie, De Schulden, Armand en Constance, De Kuiper, enz. hebben niets nieuws verschaft, of het moest zijn, dat men De Schulden den genadeslag heeft willen geven. Jammer van dit aardig Zangspel!
Anacreon. Dit meesterlijk en verheven Zangspel heeft het Amsterdamsch publiek, over het algemeen, niet behaagd; ofschoop alle zorg gedragen scheen, om het met luister en ensemble te vertoonen. Decoratiën, costumes en dans, eene meesterlijke executie in het orkest, gepaard met de welbestudeerde zol van Anacreon, dit alles heeft het stuk den opgang niet kunnen bezorgen, dien het waardig was. Majofski heeft zich als Zanger in Anacreon gehandhaafd; maar Polycrates en Anaïs waren zwak; Mejufvrouw adams kwijt zich beter van de Antigoné. Rombach scheen' óf onpasselijk, óf vreemd met zijne rol. De Heer oberg heeft eene goede gedachte van zich doen opvatten; hij heeft Olphide geen nadeel toegebragt.
Azemia is op eene wijze vertoond, die veel, zeer veel gapingen gelaten heeft. Onder andere is het ons toegeschenen, dat eenige rollen in verkeerde handen waren. Het is waar, men kent geen emploi aan den Hollandschen Schouwburg; maar, met het Zangspel kan men niet transigeren. - De Heer beynink wil zich dan altijd door zedelooze aardigheden bij het publiek
| |
| |
aanbevelen? Fabricio heeft zich weder in zijne coupletten iets gepermitteerd, dat wij dachten dat Swalbe voor de laatste maal geuit had. Dat is twee maal!....
Het Bureau van Uithuwelijking heeft ons hartelijk doen lagchen; en wanneer men lacht, nu, dan is men ontwapend. Gelukkig hij, die de lagchers aan zijne zijde heeft; hij is verre weg aan den besten koop! Het stukje is zeer aardig gespeeld. Rombach en van well, met Mejufvrouwen adams en majofski, zijn onverbeterlijk geweest. De Heer majofski vervulde, denkelijk par complaisance, de rol van den Huwelijks-Agent.
De verhinderde Danspartij doet altijd vermaak.
Van Pantalon Doctor, Het Matrozen-feest, De Ontvoering van Colombine, Zazan en Guluma hebben wij reeds gesproken. Het Uitstapje naar Haarlem heeft veel genoegen gegeven; het is, in ons oog, een uitstapje in de Kunst. De Decoratiën spelen eene groote rol in dit Ballet; en, daar het verhevenste gedeelte van het publiek eene gemarqueerde prédilectie voor viervoetige lastdieren schijnt te hebben, zoo hebben ook natuurlijk het slepers- en jagers-paard de mildste toejuiching ontvangen, welke zij zich echter hebben moeten laten welgevallen met de karbonade-hit te partageren. De Heer van well gaf in dit Ballet ons weder een bewijs, hoe verre hij het in de kunst van zich te maskéren gebragt hebbe. Hij was de man, dien hij 't er op gezet had voor te stellen.
Wij wachten het vervolg op den Centaurus Nessus, bevorens wij onze aanmerkingen op dit Mythologisch Ballet mededeelen. Het is ons intusschen zoo wat ligt en digt, zoo wat Kapelachtig toegeschenen. Dan, wij zeggen nog niets. Ne condamnons pas sans entendre!
Wij hebben onze verdienstelijke Actrice sardet, na eenen meer dan dertigjarigen onafgebroken dienst, helaas! verloren; - innig heeft het ons gegriefd, dat de hulde, harer nagedachtenisse door den achtingwaardigen westerman met zoo veel warmte toegezwaaid, niet meer toeloop heeft gehad; waarlijk weinig aanmoedigend van de zijde des publieks! - Het gemis dezer bekwame Vrouw, in menige moeijelijke rol, zal zich weldra openbaren, en de wufte tooneelvlinders, die haar overlijden met ongevoeligheid vernomen hebben, van schaamte doen blozen, indien zij voor eenige aandoening vatbaar zijn. |
|