Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813
(1813)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
gedolven onder een' met smaak vervaardigden zuilengang van de Ionische orde, en gelegen te Petersburg zelve, op de hooimarkt. Verbeeld u twee of drie groote gewelfde kelders, ondersteund door muren, pilaren en bindten, geheel zwart door rook en roet, wier dikke dampen bovendien verdubbeld worden door den stikkenden stoom van eene sombere lamp, en door de gloeijende uitvloeisels eener groote kagchel, welker mond, den krater van den Vesuvius gelijk, opgepakte dampen uitbraakt. Men zou zeggen dat het eene ruimte zonder grenzen was, zoo diep is de duisternis. Bossen stroo, van afstand tot afstand geplaatst, en langs de gastvrije muren gespreid, verwachten wie zich hier zou willen ontlasten van zijne werkzaamheden en zich aan den slaap overgeven. Het luik dezer donkere plaats opent zich gedienstig, en biedt eene schuilplaats aan elken vermoeiden voorbijganger. Dit onderaardsche verblijf is de algemeene slaapkamer der Lazzaronis van Petersburg; dat is te zeggen, der handwerkslieden, der te markt gekomen boeren, en andere personen van de arbeidende klasse, die zich van overal herwaarts begeven, het zij uit gebrek aan een nachtverblijf, het zij om de moeite uit te winnen van naar hunne hutten te keeren, die dikwijls vijf of zes wersten van daar gelegen zijn, en alzoo tijd en krachten te sparen, zoo ze des anderen morgens hunne werkzaamheden in de nabuurschap hebben te hervatten. Vóór zich, door het luik, in deze andere wereld neer te storten, heeft men dikwijls, in de kroeg daarnaast, eenige teugen uit de Lethe gedronken, die, met de bovenwereld, de wetten van het evenwigt en de zwaartekracht hebben doen vergeten, en dan stort men zich, in den letterlijken zin, in het gebied der schimmen. De verwelkoming beantwoordt aan de wijze, op welke men aangeland is; geene complimenten. De portier, een nieuwe charon, ontvangt de koperen munt uit de handen der slaapgasten, en op het oogenblik dat de kopeks in zijne bus geworpen zijn, bevinden zich de aangekomenen | |
[pagina 75]
| |
in den schoot des zwarten gebieds. Door de dampen der dronkenschap en der duisterni heen, is het dikwijls moeijelijk genoeg, eene gemakkel ke plaats te zoeken; de ligging is somtijds al vrij hard, anneer het toeval de vrienden van morpheus stuurt naar de inst gedekte punten der groote legerstede, Te allen tijde is de Rus, te vrede met zich neer te leggen, waar de behoefte van den slaap hem overvalt, weinig kiesch op zijne rustplaats; maar het is hier vooral, dat hij niet wijkt van de plek, waar hij zich eenmaal heeft neergelegen. Wel te verstaan overigens, dat, zoo des avonds de rekening der penningen eenige zwarigheid ontmoette, de schrandere portier, in plaats van bij de binnenkomst te laten betalen, slechts bij het vertrek met zijne nota voor den dag komt. Ter zijde van den portier bevindt zich een Russische restaurateur; want, zoo er lieden zijn, die des nachts geen oog kunnen sluiten, wanneer ze de maag gevuld hebben, er zijn er anderen, die niet kunnen inslapen, zoo zij dit werktuig niets gegeven hebben, om zijne krachten in beweging te houden. Men heeft derhalve bij der hand kleine soupétjes, volkomenlijk toebereid, kliekjes, overblijfsels van vleesch of visch, pasteijen in olie, gebakken, en andere soortgelijke geregten. Men heeft tot in de geringste begeerte van den gast voorzien: niet alleen zijn de porties geheel toebereid, maar de brokken zijn zelfs gesneden en vaneen gescheiden. Men heeft dus geen mes van noode, en het eerste het beste puntige stokje dient voor vork. De afwezigheid dezer werktuigen heeft overigens het voordeel, van de gevolgen te voorkomen van eenig verschil van gevoelens, welk het vreedzaam rijk van den Slaap zou kunnen storen; want thans zouden zich alle bewijzen voor en tegen bepalen tot de handeling der vuisten. Om dezelfde reden worden de bijlen en alle snijdende werktuigen, bij het binnentreden, aan den portier ter hand gesteld. Ik moet opmerken, dat er, bij de terugname dezer toevertrouwde voorwerpen, nooit twist of dwaling ontstaat, schoon ze noch genommerd, noch met let- | |
[pagina 76]
| |
ters geteekend zijn. Een ieder vindt weer, wat hem toebehoort, schoon zelfs de blik en het gevoel van den portier mogten te kort schieten. Tegen vijf ure in den morgen ziet men de zwarte kolk zich openen: eene kolom van dikke dampen, uit alle rlei soort van uitwasemingen bestaande, rijst statig op uit dezelve; en guyton-morveau zelf, met zijne vermogende toerusting, zou moeite hebben om de kunst der luchtzuiveringe hier te doen zegepralen. Duizend gestalten, de een al grotesker dan de ander, komen te voorschijn uit den boezem dezer schaduwen, die getrouwelijk aan het licht terug geven, wat de nachtelijke afgrond aan levendige wezens bevatte. De restaurateur van den vorigen dag weet, als een handig man, van de gelegenheid gebruik te maken; een nieuwe proteus, biedt hij, in de houding van een limonadiër, den genen, die uit de andere wereld terugkomen, sbiten aan, die in een' ontzaggelijk grooten koperen ketel heet gehouden wordt en zijn' lekkeren geur in de verte verspreidt; de versche eijerkoek vergezelt den begunstigden drank, die, uit gebrek aan kroegen, welke nog gesloten zijn, talrijke liefhebbers vindt. De nieuwe bewoners der ondermaansche wereld begeven zich weer aan hunnen arbeid, en niemand heeft de nieuwsgierigheid gehad, naar den naam, de afkomst of het handwerk te vernemen des genen, die aan zijne zijde ronkte. Het is buitendien eene volksgewoonte bij den Rus, geen woord te laten hooren, wanneer hij zich des avonds, of des namiddags, te slapen legt. Hij breekt het stilzwijgen niet dan op het oogenblik dat hij opstaat. De Rus bepaalt zich altijd geheel tot hetgeen hij zijn moet. Deze soort van hol is, mijns oordeels, een der treffelijke inrigtingen van de hoofdstad: er kon niets beter bedachts, en meer geschikt naar het plaatselijke, de behoeften en zeden van het arbeidend gedeelte des Rusischen volks, bestaan. - ‘Maar bedden, dekens?’ - De Russische boer kent derzelver gebruik niet; hij draagt zijn leger | |
[pagina 77]
| |
bij zich: des winters is het zijn pels, des zomers zijn kiel van linnen of pij, die hem voor bed dienen. Alzoo legt hij zich neder, en t'huis, en in de huizen, waar hij zich in dienst bevindt. Onder de goede hoedanigheden van den Russischen bediende is dit er eene, die men niet over het hoofd moet zien. Hij is nooit verlegen om te slapen; elke plaats is hem wel; hij behoeft slechts de ruimte, voor de lengte van een mensch berekend. Zoo de koetsiers op hunne bokken, en de jockeys op hunne paarden slapen, de knechts slapen op de eerste de beste bank, onder eene tafel, op den grond. Het is wel der moeite waardig, voor eenen vreemdeling, eene hellevaart te doen naar dit rijk der schaduwen, of, zoo gij wilt, deze nationale slaapkamer te bezigtigen. Zoo dikwijls het mij gebeurt, langs de hooimarkt te gaan, mij herinnerende dat ik in eene stad ben, waar de uitersten elkander raken, en wenschende voor den middelstand de gemakken des levens, welke de rijken en het gemeen genieten, zeg ik: welk een ontzaggelijke afstand van dezen zuilengang tot deze valdeur des onderaardschen gewelfs! | |
Te zien en gezien te worden.Neem het roersel weg, waarvan hier gesproken wordt, wat een komen en gaan in de wereld uitgewonnen! Ik zelf, ik beken het, zou mede verscheiden treden minder van mijn leven gedaan hebben. Deze soort van vermaak heb ik nergens meer in trein gevonden, dan in deze stad; en, wat mij betreft, ben ik verre van mij er over te beklagen: ik houd er zeer veel van, mij in het midden van mijns gelijken te bevinden. Zeker wijze der oudheid verlangde, dat zijn huis geheel met vensters zou zijn, opdat het algemeen getuige van alle zijne handelingen mogt wezen. Welnu! ik vind hier al een mooi begin van die algeheele venstering. Nergens heb ik, als hier, groote ruiten gevonden, die, van vijf, somtijds van zes en welligt meer voeten, een geheel raam | |
[pagina 78]
| |
met één stuk glas vullen, in groote huizen, zoo wel' als in eenvoudige huisjes van ééne verdieping. Iedereen wil van deze reusachtige glazen hebben: staatsministers, kooplieden, modewinkels, naaisters, horlogemakers, schoenmakers zelfs, allen willen zien, gezien zijn of doen zien door een volkomen spiegel. - Het ver-gezigt van de Newsky alleen, van de wallen tot aan het paleis van Anitschkoff, bevat acht-en-negentig van deze glasramen, van welke zich slechts twee in hotéls van Grooten bevinden; al de overigen behooren tot mode-magazijns, winkels of bijzondere huizen. De wezenlijke spiegelglazen al te duur zijnde voor de min rijke volksklasse, heeft de kunstvlijt der fabrikanten daarin voorzien, door ruiten van gewoon glas te leveren, groot genoeg om een geheel raam te vullen, schoon tot een veel gematigder prijs. Deze tak van weelde is sedert eenige jaren verbazend toegenomen. Het is omtrent vijf-en-twintig jaar, dat de Keizerin catharina II. spiegelglazen liet zetten in sommige ramen van haar nieuw pavelijoen te Tsarskoe-Selo: echter besloegen zij slechts de helft van een raam. Men sprak, in der tijd, veel van deze nieuwe soort van regt Keizerlijke luxe, en vertoonde deze ruiten den reizigers als eene merkwaardigheid. Op dit oogenblik gaat een koopman in lakens (de Heer ilyinn) op de Fontanka een huis bouwen, waarin de elf ramen van de voornaamste verdieping, door hemzelven bewoond, voorzien worden met even zulke vensterglazen als die van Tsarkoe-Selo. Men vindt dit gezigt zeer fraai, zonder er over verbaasd te staan; en ik heb zelfs de aanmerking hooren maken, dat spiegelglazen van een enkel stuk veel beter zouden voldaan hebben. Het huis van een eenvoudig burger, in de Morskoi, heeft alle zijne ramen met geheele spiegelglazen, welker ieder ten minste tweehonderd roebels kan kosten. En neem in aanmerking, dat, de winter in Rusland dubbele ramen vorderende, de hoeveelheid der spiegelglazen, en bij gevolg ook de onkosten, moet verdubbeld worden. | |
[pagina 79]
| |
Gedurende den dag maken deze groote ruiten, door welke men het vertrek in zijn geheel niet te wel onderscheidt, het aanzien der huizen een weinig somber. Het oog, aan het houten latwerk in de gewone ramen gewend, vindt geen smaak in dit groote ledig. Maar des avonds, bij het licht der talrijke lampions à reverbere, van welke vooral de winkels tot verkwisting toe voorzien zijn, leveren deze ramen met enkele glasruiten een verrukkelijk schouwspel. Het binnenste der magazijnen is gerangschikt en gestoffeerd met eene weelde en eene kieschheid, van welke men zich geen denkbeeld kan vormen. Kasten van Acajou-hout, draperien van zijde in de schitterendste kleuren, bronswerk, vazen van bloemen voorzien, alles loopt zamen om er toover-schouwplaatsen van te maken. En dan dat fraaije parterre van natuurlijke bloemen, die rij van aankomende, jonge schoonheden, rondom eene tafel geschaard, en die, al schikkende aan eene pélerine, een hoed, of eenig ander stuk, geen enkele der schattingen van bewondering laten ontglippen, welke haar de wandelaar betaalt, daar hij als onwillens stilstaat bij dit verrukkelijk schouwspel. In het hart van den winter is dit tooneel nog belangrijker. Het glas voor het verblindend licht der lampions verdwijnende, meent men open ramen te zien; en men staat geheel verbaasd, de jonge werksters, met naakte armen, den boezem met een doorzigtig mouzelin bedekt, te zien lagchen, zingen, zich aan de vreugde overgeven, bij eene koude van vijfen-twintig graden (Reaum.), voor een open raam, voorzien van oranjeboomen en hortensias in bloei: regt treffende tegenwerking met de beijsde baarden der Isvochiks, die, om hunne verkleumde leden te verwarmen, zich in de handen kloppen, en te voet draven naast hunne sleden! ‘Ik geef dat zien en gezien worden toe, zoo gij slechts van vrouwen wilt spreken. Maar de mannen?’ ... Wel! ter goeder trouw, Mijne Heeren; hebt gij u deze kleine zwakheid ook niet te verwijten, als eene erfenis onzer goede moeder, Adams gade? Zonder te spreken van | |
[pagina 80]
| |
het vermaak van te zien, zijt gij nooit, man als gij zijt, bezweken voor het vermaak van gezien te worden, en zelfs geheel en al ongehinderd? Of, onderstellende dat het was door het doorschijnende van een vensterglas, was het om dezelfde reden, als onze philosooph met zijn glazen huis?.... |
|