Aan den Redacteur van het Tijdschrift van Kunsten en Wetenschappen.
Mijn Heer!
Mijne denkbeelden omtrent de mogelijkheid der cultuur van buitenlandsche Boomgewassen zijn niet van heden of gisteren. Opmerkingen, die ik zelf maakte, en andere, die ik vond in Reisbeschrijvingen, deden mij gelooven, dat men, mits gebruik makende van behoorlijke voorzorgen, wel niet alles, maar bijna alles, kan overplanten van de eene luchtstreek naar de andere: nog meer - dat men onder de beide zoo zeer verwijderde Polen niet zelden dezelfde gewassen vindt, die op beide plaatsen wél voortkomen, zonder dat men een spoor vindt van overplanting, dat misschien in de Oudheid verloren is geraakt. Ik zou gaarne de proef nemen van iets, dat mij zeer waarschijnlijk voorkomt; maar, dit ligt in allen opzigte buiten mijn bereik. Ik zou daarom wenschen, dat mijne idéen niet geheel verloren gingen, maar in praktijk gebragt wierden door een' of anderen liefhebber, wien zulks beter vlijde.
Denkt UEd. er ook zoo over, heb dan de goedheid het bijgevoegde te plaatsen. Ik geloof, dat het tegen het voorjaar practicabelst zou zijn. Dit is echter nog niet zeker: een kenner van de behandeling in de Oranjerij zal dit beter weten, wijl zulks altoos zeer veel verschilt van de