Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813
(1813)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe tehuiskomst van Maurits.
| |
[pagina 27]
| |
en dat gij in dien tijd elkander niet ziet. Ernestine is slechts zeventien jaren oud; hare moeder wil niet, dat zij voor haar twintigste jaar vrouw zal worden. Maurits is in zijn tweeëntwintigste jaar; het wordt tijd, dat hij zijn tour makeGa naar voetnoot(*); hij moet de wereld leeren kennen, moeders pot te kunnen missen, en zich in zijne kunst volmaken. Na zijne wederkomst zal hij, in de naburige stad, zich als meester vestigen, en dan zal het tijd zijn, eene huishoudster te nemen. Maak u dan gereed om te vertrekken, mijn zoon! hoe vroeger, hoe beter; gij zult dan te eerder te huis zijn. Omhels uwe aanstaande; ruilt over en weder uwe ringen; belooft elkander getrouwheid, en scheidt zonder weekhartigheid; drie jaren zijn ras voorbij.’ Zonder een woord te spreken, greep maurits zijns vaders hand, en drukte die, ten teeken van gehoorzaamheid. ‘Ja, ik stem in mijn vertrek,’ zoude hij niet hebben kunnen uiten. Vervolgens drukte hij zijne arme ernestine aan zijne borst, die bitter schreide; de rozen des vermaaks waren van tranen vervangen op hare lieve wangen. ‘Drie jaren!’ zeide zij snikkende; ‘ik, die geene drie uren zijn konde, zonder hem te zien! Lieve maurits! wat zal er van mij worden?’ - ‘Gij zult aan uwen vriend denken, mijne ernestine,’ zeide maurits, den schijn van eenen moed vertoonende, welken de ontroerde toon zijner stemme logenstrafte; ‘gij zult bij uzelve zeggen: maurits bemint mij, en telt alle oogenblikken, tot op zijne wederkomst.... Dat zalige oogenblik zal komen;... ik zal wederkeeren, in mijn beroep meer bedreven, beter in staat om uwe welvaart te vergrooten, en - u gelukkig te maken.’ Ernestine schudde het hoofd; liever zoude zij minder bekwaamheids, minder welvaart gewenscht hebben, en dat haar maurits bij haar bleef: maar de ouders hadden het vonnis geveld; er moest gehoorzaamd worden. Van haren kant nam zij voor, haar bruidsgoed en het linnen voor hunne kleine huishouding te bereiden, gedurende deze lange afwezigheid, en ettelijke paren kousen voor haren vriend te breiden; het plan hunner bezigheden, hunne toekomende ver- | |
[pagina 28]
| |
eeniging betreffende, verzachtte het oogenblik des afscheids; slechts éénen dag verwierf maurits om zijne pakkaadje gereed te maken en afscheid te nemen van zijne bloedverwanten en vrienden; den tweeden dag daarna bevond hij zich reeds tien mijlen van Sonnemberg, zonder te kunnen begrijpen, hoe hij had kunnen besluiten, het te verlaten. Ernestine, in haar kamertje opgesloten, schreide hartelijk, en had geenen lust om er uit te gaan, omdat zij haren maurits niet meer konde ontmoeten; in het vervolg, echter, zonder daarom minder bedroefd te zijn, werden beiden te rade, den vervelenden tijd ten nutte te besteden. Het spinnewiel snorde, de schaaf sulde, en de tijd verliep; niet, evenwel, volkomen eveneens voor beiden: de zachte ernestine, aan haar hartzeer en aan hare ontwerpen getrouw, veroorlofde zich geenerlei afleiding, verloor geen enkel oogenblik, en had geen ander vermaak dan haar spin- en breiwerk voort te zetten, en alle avonden bij zichzelve te zeggen: ‘Wederom een dag voorbij!’ - Maurits telde insgelijks de dagen, welke hij ver van zijne vriendin doorbragt, maar gaf zich niet geheel aan de droefheid over. Wanneer vrienden van elkander scheiden, is hij, die vertrekt, altijd het eerst getroost. Nooit was hij buiten zijn dorp geweest; met vermaak zag hij nieuwe landen, andere zeden, andere gewoonten, enz. Een geheel jaar bragt hij door met van stad tot stad te gaan, op zijn ambacht reizende. Vrij goed leerde hij het Fransch, en verbond zich, voor de nog twee overige jaren, te Lyon, bij een bekwaam schrijnwerker, baas thomas genoemd, die veel te doen had, de fraaiste modellen van huisgeraden uit Parijs ontving, en bij wien maurits veel kon leeren en veel verdienen. Baas thomas bediende de aanzienlijkste lieden van de stad, doch hield meer van de flesch en van het spel, dan van werken; uitstekend behaagde het hem, eindelijk gevonden te hebben daar hij lang naar gezocht had, een bekwaam, fatsoenlijk en zedig jongman, die altijd bij zijn werk was, en op wien hij alles kon laten staan, als hij in de kroeg was. Niets spaarde hij diensvolgens om maurits te houden, en dacht, dat daartoe een der zekerste middelen was, de jonge jufser therese, zijne éénige dochter, dikwijls bij hem te zenden; eene kleine Lyoneesche, een aardig, levendig, olijk meisje. ‘Ga in den winkel, kleine,’ zeide de vader tot haar, als hij uitging, ‘en doe uw werk bij maurits, opdat hem de tijd niet vervele.’ Het kon zoo veel | |
[pagina 29]
| |
kwaad niet, dacht hij, indien er een weinig liefde in het spel kwame. ‘Ik kan geen' schoonzoon hebben, die mij beter voegt; ik heb geene vrouw meer; ik zal mijne dochter bij mij houden. Maurits is bekwaam en vernuftig; hij zal de schaaf niet laten stilstaan, terwijl ik mijn pleizier neem. Daarenboven is hij een knappe jongen, en zal, hoop ik, therese dien grooten doeniet van een frederik doen vergeten, dien ik heb laten gaan, uit vreeze voor kwade gevolgen. Maurits is bedachtzaam, en al ware hij het niet, het huwelijk brengt alles weer te regt.’ Frederik was een knecht, die aan juffer therese vele grappen wist te vertellen, en niets anders deed. Baas thomas had hem laten gaan; maurits was in zijne plaats gekomen, en had welhaast Papa's hart gewonnen; het hart der dochter gaf zoo veel als men wilde hebben; zij vond, dat de mooije maurits er wel eene kleine portie van verdiende; met groot vermaak ging zij hem daarom gezelschap houden in een' afzonderlijken winkel, alwaar hij werkte; zij vertelde hem duizend kleinigheden, zong voor hem een liedje van den dag, en las hem somtijds een zangspel voor, eene komedie, een' slechten roman, den almanak, de courant, in één woord, al wat haar voorkwam. 's Avonds, als het werk gedaan was, vatte zij hem bij den arm, en deed met hem eene wandeling, of, nog meerdere malen, palette zij met hem voor het huis, haar kleine voetje vooruit, haren ronden en blanken arm in de lucht, even als haar klein opgetrokken neusje, schaterende van lagchen als de palet viel, en alsdan twee rijen tanden vertoonende, witter dan ivoor, en eindelijk, alle de bevalligheden aannemende, welke dit spel ontwikkelt. - Maar werden dan Sonnemberg en de treurende ernestine vergeten? - Maurits, het is zoo, dacht daar weinig aan, wanneer hij therese's palet op zijn raket ontving en dezelve haar terugkaatste, en niet veel meer, wanneer therese, op de schaafbank gezeten, een vrolijk airtje en aardig minneliedje voor hem zong, en allerminst nog, als zij, zich hemwaarts buigende, zoodat hunne voorhoofden elkander raakten, haar mooi handje op die van maurits gelegd, welke zij met alle hare magt drukte, hem de schaaf hielp trekken. Maar, om hem regt te doen, 's avonds in zijn kamertje gekomen, indien therese hem niet lagchende tot aan de deur volgde en hem een potsje speelde, dacht hij | |
[pagina 30]
| |
aan zijne ernestine, en gevoelde iets, dat naar wroeging zweemde. Dikmaals ook zag hij haar in den droom, teeder en beminnelijk als in hunne kindschheid. Dit beeld verzelt hem bij zijn ontwaken; hij staat op, zwerende therese niet meer te zullen aankijken: het kleine guitje tergt en plaagt hem, schreit, lagcht, pruilt, en streelt hem beurtelings: eenige minuten houdt hij vol: maar kan men, op den ouderdom van drieëntwintig jaren, lang weerstand bieden aan een zoo verleidend meisje als therese, en die zich zoo veel moeite geeft dat maurits zich niet vervele? Ik beroep mij op het geheugen mijner lezeren, om hen inschikkelijk te maken omtrent mijnen goeden maurits; zij zullen zich ongetwijfeld herinneren, hoe dikmaals in hun leven zij twee lieve meisjes tevens bemind hebben, althans indien zij beminnen noemen, hetgene therese maurits inboezemde; ernestine heeft nog geheel zijn hart, en zal daar nimmer eene medevrijster hebben; welhaast zal hij zulks doen blijken: maar maurits is jong, maar ernestine is tweehonderd mijlen, en therese slechts twee schreden van hem, en dikmaals nog digter bij hem, en vader thomas laat hun volkomene vrijheid, en heeft telkens in den mond: het huwelijk maakt alles goed; maar, nog geene roeping voelende om een' bruidschat te geven, wachtte hij geduldig af, dat er iets goed te maken zou vallen, en vergenoegde zich, ten einde elk, die om zijne dochter mogt willen uitkomen, te voorkomen, met al de wereld te zeggen, dat zij verloofd was aan zijnen meesterknecht, en dat hij geenen anderen schoonzoon zoude hebben. Nog stelliger verklaarde hij dit aan den gewezen vrijer frederik, dien hij op zekeren avond ontmoette, in zijne buurt omzwervende, en zeer bedroefd, dat hij therese met maurits had zien paletten. Om hem alle hoop te benemen, zeide baas thomas tot hem, dat de zaak geklonken was. ‘Gij ziet dus, groote lummel, dat gij tijd en moeite verspilt: hebt gij dan niet gezien, hoe lief therese en maurits elkander hebben? Ik heb haar aan hem gegeven; alles ligt in het cement, en maurits is in staat u armen en beenen te breken, zoo gij slechts zijn wijfje aankijkt.’ Het zij uit spijt of uit bangheid, frederik hield dit voor gezegd; hij was alleen om therese te Lyon gebleven; 's anderen daags vertrok hij, in het vaste denkbeeld dat zij zoo goed als getrouwd was. | |
[pagina 31]
| |
De twee jaren, voor welke maurits zich verbonden had, liepen op het einde; gedurende dien tijd had hij van ernestine eenige zeer teedere brieven ontvangen, en hij had minder aan haar geschreven dan hij zou gedaan hebben, indien therese niet alle zijne vrije oogenblikken bezet had. Tusschen de schaaf en de palet schoot hem weinig tijds tot briefwisseling over, en, even gelijk allen, die bij zichzelven gevoelen dat zij kwalijk handelen, was hij eenigzins verlegen, en verschoof het van den eenen postdag tot den anderen. Intusschen, sints meer dan twee maanden geen berigt van Sonnemberg bekomen hebbende, begon hij ongerust te worden; en hoewel het hem eenigzins hard viel, zijn vriendinnetje te moeten verlaten, had hij eindelijk besloten, zijn ontslag te vragen, ondanks therese's oplettendheden. Maurits was, in den striktsten zin, ernestine getrouw gebleven: hij vond therese heel mooi en aardig; hij speelde met haar, nam en ontving zoo vele kusjes als hij wilde; maar hierbij had hij het ook gelaten, en nooit er om gedacht, haar te trouwen. Men oordeele over zijne verbaasdheid, toen, op zekeren avond, baas thomas met eene kleine verheuging uit de herberg kwam, hen deed uitscheiden met paletten, en hun vroeg, of zij geene gedachten hadden om een wat ernstiger spel te spelen. ‘Wanneer zal de bruiloft zijn, mijne kinderen? Het is nu voorjaar; dit is de tijd om er aan te denken, en ik geloof dat het zaak is. Ik wil, dat bij mij alles geregeld ga.... Uwe verbindtenis is geëindigd, maurits; gij zult eene andere voor uw leven met therese aangaan. Schrijf naar huis, mijn jongen; ontbied uw vaders consent en uw burgereedel, en dan, geluk op de huwelijksreis! Papa helger zal wel in zijn schik zijn, als hij hoort dat ik u mijne dochter geef, alle mijne klanten, al wat ik heb, en dat ik voor dat alles niets anders van u verlang dan uwe beide handen en het geluk van mijne kleine therese. Lustig! spreek op; wat duivel! dat is wel een dank-heb waardig, dunkt mij. En gij, kleine zottin, geef mij een kus, in plaats van door plooijen uw boezelaar te slijten.’ Therese wierp zich blozende in haars vaders armen; en maurits, bleek als de dood, viel op zijne knieën, het aangezigt met de handen bedekkende, en wist niet, hoe hij een weigerend antwoord zoude uitbrengen. Vader thomas barste | |
[pagina 32]
| |
uit van lagchen. ‘Zot!’ zeide hij eindelijk, ‘aapt gij die groote uilskuikens van verliefden in de komedie na, die op de knieën vallen voor hare belle en den schoonvader, alsof het afgoden waren? Lustig; sta op, mijn zoon, omhels uwe bruid; ruilt uwe ringen, en - leve de vreugd! dat kost geen duit.’ Deze woorden: omhels uwe bruid, ruilt uwe ringen! gaven maurits al zijnen moed weder; hij verbeeldde zich, zijnen vader te hooren zeggen, toen hij hem zijne ernestine schonk: ga, mijn zoon! omhels uwe aanstaande! hij verbeeldde zich, dat beminde meisje te zien, in tranen zwemmende, zich in zijne armen werpen, en tot hem zeggen: lieve maurits! wat zal er zonder u van mij worden? En den ring, dien men hem afvorderde, had hij van haar ontvangen! Oogenblikkelijk rees hij op, en, op een' tevens vasten en aandoenlijken toon, bedankte hij baas thomas, en zeide tot hem, dat hij zijne vriendschap en goede oogmerken nimmer zou vergeten, dat hij therese altijd als eene zuster zou beminnen, doch dat hij haar niet konde trouwen, omdat hij in zijn land reeds verloofd was, en dat de ring, dien hij aan zijn' vinger droeg, die van zijne aanstaande was. Hij verzocht baas thomas, zijne dochter te vragen, of hij ooit met haar een eenig woord van trouwen had gesproken. Hij zoude er zelfs hebben kunnen bijvoegen, dat hij honderdmaal met haar van ernestine gepraat had, en haren ring vertoond, waarover zij met hem kortswijlde; doch hij wilde haar geene verwijten van haren vader op den hals halen. Deze verwijten daalden allen op hem neder; hij verdroeg die met zoo veel zachtmoedigheids, dat vader thomas, die een goede vent was, in het einde er van getroffen werd. ‘Ga dan trouwen met het meisje, waaraan gij verloofd zijt,’ zeide hij op een' half gemelijken, half vriendelijken toon; ‘daar het therese niet zijn kan, hoe gij eerder vertrekt hoe het mij liever zijn zal. Mijn leven lang zal ik spijt van u hebben, en gij zult ook, ten eenigen tijde, misschien wel spijt kunnen hebben van den winkel en de dochter van vader thomas!’ Maurits vertrok 's anderen daags, met een beklemd hart, omdat hij van therese voor altoos afscheid had genomen. Zij schreide insgelijks. Doch laten wij haar niet te veel beklagen: zij is jong, mooi, en - eene Française; maurits was haar eerste minnaar niet, hij zal de laatste niet zijn, en reeds begon | |
[pagina 33]
| |
zij hem wat al te wijs en al te Duitsch te vinden. Gedurende de eerste dagen was de jonge reiziger vrij treurig. Therese's fraaije houding speelde hem door het hoofd, hare tranen wogen zwaar op zijn hart; hij kon voor zichzelven niet ontveinzen, dat hij zich omtrent haar eenigzins, en omtrent ernestine zeer veel, misgrepen had: ‘maar therese zal zich troosten, en de goede ernestine zal het mij vergeven; ik zal haar alles vertellen,’ dus dacht hij bij zichzelven; ‘zij zal mij voor mijne openhartigheid en voor mijne getrouwheid bedanken, als zij te weten komt, hoe lief therese was.’ Vol van deze zoete hoop, vervolgde hij opgeruimder zijnen weg, en hoe nader hij zijn dierbaar vaderland kwam, hoe Lyon, therese en de winkel van vader thomas meer in zijne gedachten verslaauwden; alles, wat hij rondom zich zag, vernieuwde in hem de aangenaamste herinneringen; reeds heeft de Fransche opschik plaats gemaakt voor de aardige stroohoedjes en de gelvende lokken; de wijngaarden zijn verdwenen, en hij ziet niet dan groene weiden en bloeijende boomgaarden; welhaast hoort hij niets anders dan zijne moedertaal, welke zijne ernestine wel liefelijk wist te maken, als zij met hem sprak; reeds hebben hem duizend dingen de zeden en gewoonten van zijn land herinnerd. Het was in het begin van Mei; op den eersten zondag van Mei plant al wie verliefd is een' jongen denne- of een' berke-boom, met bloemen versierd, voor het huis van zijne schoone; maurits herinnert zich zoo velen als hij voor het venster van zijne dierbare ernestine heeft geplant, en hoe gelukkig hij was, als hij 's anderen daags hoorde zeggen, dat het fraaiste meisje van het dorp den sierlijksten meiboom had gehad. Ach! konde hij vroeg genoeg te huis zijn, om haar aldus zijne terugkomst aan te kondigen! Hij verhaast zijnen tred; hij maakt nog langer dagen; naauwelijks gunt hij zich eenige uren rust. Maar, hoe hij zich spoede, de eerste zondag van Mei verschijnt, en - hij is nog twee groote dagreizen van Sonnemberg.
(Het vervolg hierna.) |
|