sche g wordt nooit als de Hollandsche uitgesproken; de Franschen kunnen dit niet. Ou klinkt niet zoo als in het Hollandsch, maar als onze oe; noch de z als onze s, maar als z.
No. 2 heeft ons minder bevallen. Het heeft niets nieuws, noch in vorm, noch in aanleg, noch in opmerkingen. Eerst geeft het eene zeer gewone woordenlijst van zelfstandige en bijvoegelijke naam- en van werkwoorden, dan zamenspraken, en vervolgens spreekwijzen, waarvan de lijst nog al volledig is, en ons het best bevallen heeft.
Ook No. 3 gelooven wij dat gemist zou kunnen worden. Het zijn opstellen, om in het Nederduitsch, en daaruit weder in het Fransch over te brengen. Meer van dien aard heeft men er immers in menigte! Die een nieuw werk uitgeeft, moet zich door eenige volkomenheid, al ware zij dan ook nog zoo gering, boven zijne voorgangers in dezelfde loopbaan onderscheiden; en zoo iets hebben wij hier niet gevonden. Achter in dit boekje worden eenige opstellen in het Hollandsch gevonden, doorgaans van denzelfden inhoud als de Fransche. Eéne aanmerking moeten wij bij deze gelegenheid maken, die echter niet alleen dit werkje, maar ook de meeste Thema-boeken treft: dat de opstellen doorgaans zulken ellendigen onzin behelzen, dat een beschaafd Onderwijzer, die dezelve gebruikt, de schouders moet ophalen. Het lust ons niet, hiervan proeven op te zamelen; wie dit begeert, zie dit boekje, zie de meeste zelfs nieuwere Thema-boeken, zelfs meidinger en agron in. Slechts twee kleine aanmerkingen: Bl. 39. worden in éénen adem alexander I. en jozef II. als Keizers van Rusland en Oostenrijk genoemd. Jozef was elf jaren vóór alexander's troonbeklimming overleden. Bl. 47. L'histoire et la grammaire sont des sciences nécessaires aux hommes. Vous êtes orfèvre, M. josse! -
Veel beter behaagt ons No. 4. Wij zijn het met den Uitgever (in zijn kort, maar welgeschreven Voorberigt) ten volle eens, dat de beöefening der beste Schrijvers de koninklijke weg is, om talen te leeren; en dat fenelon onder de Fransche Proza-schrijvers eenen der eerste, zoo niet den allereersten rang bekleede, zal wel niemand betwisten. Zijne Fabelen, die ons hier in eene nette zak-uitgave geleverd worden, hebben zijnen roem wel niet gevestigd, maar zijn toch des Schrijvers van den Telemachus geheel niet onwaardig; te minder,