ler van deze beöordeeling hoorde van Geestelijken van de partijen en van andere Christengenootschappen zoo menige stichtelijke en in ieder opzigt uitmuntende Leerrede, en verheugde zich over de voorzigtige wijsheid, waarmede alles vermeden werd, wat het oude geschil kon herinneren, en ook de gereedste aanleiding daartoe met schranderheid ontweken; terwijl het geheel, voor hoorders van welk eene gezindheid ook in dit opzigt, leerrijk, Christelijk, nuttig en roerend was. Hij woonde, ambtshalve, in meer dan ééne Kerkelijke vergadering het Examen bij, waarin over deze geschillen opzettelijk en uitvoerig moest worden gehandeld; hij bewonderde den edelen geest van den welonderwezen jongeling en van geheel de vergadering, de eenvoudige vrijmoedigheid en het voorzigtig vermijden van uitersten, en de groote vruchtbaarheid, die men wist te geven aan moeijelijke, ingewikkelde
onderzoekingen, die voorheen zoo veel onheils stichtten, maar over welke men nu in den geest der liefde handelt en verschilt, en die men geheel wegdoet voor het volksonderwijs, immers zoo als men die vroeger behandelde, wanneer dit de schering en inslag was. Maar hij kent ook bij ondervinding den geest van den ongeoefenden en bevooroordeelden godsdienstigen; hij merkte over en weder het moeijelijke voor den Leeraar, om zoo menig heethoofd te voldoen, en huivert bij het denken aan de namelooze ellende, die het ophalen van het vroeger geschil, en het weder opzettelijk twisten, kan veroorzaken.
Onder verbetering, houdt hij dit boekje niet naar de behoeften van onzen tijd: hij meent, er is geene andere behoefte, dan te zwijgen van hetgeen, waarover men lang en onverstandig genoeg heeft geharreward. Zoo komt men, nog een geslacht of wat verder, ten aanzien dezer geschillen zoo ver, dat zij slechts nu of dan, als Kerkelijke geschiedenis, vlugtig en met een enkel woord worden aangestipt; hoezeer het verloren arbeid is, te willen bewerken, dat ieder denker, te dezen aanzien, de Godheid beschouwen