Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813
(1813)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijJaarboeken van het Fransche Regt en de Fransche Regtsgeleerdheid voor de Hollandsche Departementen, door Mr. J.M. Kemper, Hoogleeraar in de Regtsgeleerdheid aan de Akademie te Leyden, enz. Isten Deels 2de en 3de Stuk. Te Amsterdam, bij J. van der Hey. 1812, 13. In gr. 8vo. f 3-6-:Wij hebben van den aard en de inrigting van dit werk, bij de aankondiging van het eerste Stuk, een eenigzins uitvoerig verslag gegevenGa naar voetnoot(*). Wij hebben toen het onze toe- | |
[pagina 622]
| |
gebragt ter aanmoediging dezer, inderdaad lofwaardige, onderneming van den verdienstelijken Schrijver, en mogen onze Lezers, die tot nog toe met deze Jaarboeken niet bekend zijn, derwaarts verwijzen. De Hoogleeraar gaat, in dit tweede en derde Stuk, volgens het gemaakte plan en op dezelfde wijze voort. Dezelfde lof, dien wij aan het eerste Stuk gegeven hebben, geldt dus ook hier; dezelfde aanprijzing herhalen wij met volle overtuiging. Maar ook dezelfde bedenkingen zijn op deze Stukken van toepassing, en zijn wij van derzelver gegrondheid, zoo mogelijk, nog sterker overreed geworden, ook door het gevoelen van anderen, die bij de lektuur van het Keizerlijk Decreet, van den 21 October 1811, houdende definitive omschrijving der Departementen, Arrondissementen, Kantons en Gemeenten van Holland, dat hier in zijn geheel geplaatst is en ruim vijf - en - veertig bladzijden beslaat, de schouders ophaalden. Het is waar, dit Decreet is belangrijk: maar is het dan van elders niet genoegzaam bekend, en heeft men niet overal den toegang tot het Bulletin der Wetten? De Heer kemper, die van andere meening is en daarin schijnt te volharden, vergunne ons evenwel, dat wij bij onze vorige bedenkingen nog eene enkele van geringer belang voegen, hierin bestaande, of hij niet zoude kunnen goedvinden, om, bij de opgave der uitspraken van het Hof van Cassatie, bij iedere uitspraak telkens te vermelden het werk, waaruit hij dezelve heeft overgenomen, met aanduiding van het deel, nommer en de bladzijde, en tevens van de andere Journalen, waar die uitspraak mede te vinden is. Dit zoude, naar ons inzien, het werk vollediger maken; daar men dan de bronnen zelve gemakkelijker nagaan, en tevens de discussien, wier opgave in deze Jaarboeken niet behoort, konde raadplegen, hetwelk somtijds voor den Advocaat van het hoogste belang kan zijn. Overigens zoude het wenschelijk zijn, dat in de rubriek van Letterkunde van het Regt, bij de vermelding der uitgekomene werken, tevens derzelver prijzen wierden opgegeven, althans zoo dikwerf zulks doenlijk zij. |
|