weemoed de droevige verbijstering dier vroegere beroerde dagen, en, terwijl wij het edele en goede bij Christen en Muzelman opmerken, voelen wij al het verfoeijelijke van den godsdiensthaat, en zien met ijzing, wat al onheil het waarlijk goede, wanneer het verkeerd gewijzigd wordt, der wereld en ook den edelste zielen berokkenen kan.
Doorgaans vinden wij ons juist terug geplaatst in die ongelukkige tijden, en in de zeden en den geest, die de onderscheidene natiën en landen kenschetst. De Vertaler heeft eene kleine aanwijzing hier en daar geplaatst, waar de uitmuntende Schrijfster eenigzins scheen af te wijken; ook heeft hij de sterke aanprijzing van het kloosterleven, en het overdrevene wonderlijke, wel eens wat verzacht.
Van de vele schoone aanmerkingen en lessen, waarmede het werk doorzaaid is, willen wij de volgende afschrijven:
‘Voor vurige, hartstogtelijke zielen is er geene opeenvolging van oogenblikken; slechts één stip in hun aanwezen heeft belang voor hen; buiten dat is alles nacht, en donker, en schaduwen des doods. Om dat oogenblik wat vroeger te genieten, zouden zij zich gaarne daarna in dat duister werpen, hetwelk hen aan gene zijde aangrimt. O eeuwige wijsheid! welk een zegen voor ons, dat uwe vaderlijke hand onzen levensloop regelt! Moesten wij dien besturen, voor een oogenblik genot zouden wij jaren van zaligheid koopen’ (verkoopen,) ‘want de hoop is ook zaligheid. Maar die zouden wij verachtelijk wegwerpen; de blinkende droomen onzer verbeelding zouden wij terstond tot wezenlijkheid zoeken te brengen; wij zouden, zonder uitstel, genieten. Maar neen! wij zouden slechts zwelgen; want er is geen waar en duurzaam genot, dan 't geen door lange hoop voorbereid, door moeite en arbeid gekocht is, en spaarzaam gebruikt wordt. Wij, daarentegen, zouden in eenige oogenblikken van den wensch tot de vervulling, van de vervulling tot verzadiging, van verzadiging tot walging, en daarmede tot den dood onzer zoetste hartsgevoelens, tot verdriet in het leven, overgaan. Dus zou één dag een ganschen levenskring hebben omschreven, en nog zouden wij dien misschien reeds te lang gevonden hebben. Maar heil ons! de Vader in den Hemel weigert of vertraagt onze wenschen. Stond een tiran aan het roer der wereld, hij zou die vervullen.’