Hoepel- en Touwspringen, In Evenwigt gaan en in Evenwigt houden, Schaatsrijden en Sneeuwloopen, Dansen, Baden en Zwemmen, Paardrijden, Gemengde Oefeningen, Handwerken, Oefening der Zintuigen, Algemeene Bedenkingen en Opmerkingen. - Hoe belangrijk ook de meesten dezer onderwerpen, en hoe naauw vereenigd zij ook zijn met het doel dezes geschrifts, zoo hadden wij in sommigen, b.v. het hoepel- en touwspringen, toch wel eenige bekorting gewenscht, die het werk meer ten algemeenen gebruike zou hebben doen dienen.
De Voorrede van dit Deel bevat eene Apologie des Vertalers wegens de veelvuldige hier voorkomende aanhalingen; welke manier hij ten sterkste verdedigt, en volstrekt noodzakelijk keurt, (Voorber. bl. IV-VIII.) Men vergelijke hiermede echter de aanmerking van den Hoogleeraar van der palm, in de Voorrede zijner in 1810 uitgegevene Redevoeringen. - Immers, schoon wij het citéren ook nuttig en noodzakelijk keuren, gelooven wij echter, dat de Eerw. Vertaler de verpligting daartoe wat te ver drijve, door bij elke geschiedkundige zaak, van welk eenen aard dan ook, in proeven, uitkomsten, waarnemingen, wiskundige wetenschappen zelfs, dadelijk aanhalingen te verlangen. Men onderstelt daardoor niet alleen te vele onkunde in den Lezer, maar is ook verpligt, zich altijd met een' stapel van Schrijvers te omheinen, daar, volgens het geöpperde systema, voor elk factum ook eene aanhaling staan moet. Daarenboven zou dan eene compilatie, mits trouw met citatiën uit de bronnen gestoffeerd, de kroon spannen boven een werk vol nieuwe denkbeelden en oogpunten, maar welks Schrijver de gebeurtenissen, die hem volledig bekend waren, niet op nieuw nagezien, en ook bij zijnen Lezer als bekend ondersteld had. Dit echter in 't voorbijgaan. Ook hier, gelooven wij, is de middelweg de verkieslijkste.
Wij kunnen van deze Voorrede niet afstappen, zonder den Vertaler hartelijk dank te zeggen voor de mededeeling van eenige schoone plaatsen, tot zijn onderwerp betrekkelijk, uit eene Overzetting van homerus, door wijlen den letterlievenden en kundigen Dr. h.g. oosterdijk, zijn Eerw. door den Heer j. de vries ten gebruike ter hand gesteld. Elk onzer Landgenooten, die prijs stelt op fraaije Vaderlandsche voortbrengselen, en die tevens de beoefening en navolging der Ouden voor onmisbaar houdt, zal gewis met den Eerw. van