De Raad van den Godsdienst aan jonge Lieden, voorgesteld in eene Leerrede over 1 Chron. XXVIII:9, door Albertus de Vries, Predikant te Rotterdam: Aldaar, bij P. Holsteyn en Zoon. In gr. 8vo. 47 Bl. f :-8-:
Herinnering en inboezeming van godsdienstige gevoelens aan de jeugd blijft altijd gewigtig, maar vooral dan, wanneer zij, door onderscheidene omstandigheden, in de gelegenheid komt, om, aan zichzelve overgelaten, eenen eigenen levenskoers te rigten. Uit dit oogpunt hebbe men de keuze der stof van den Eerw. de vries te beschouwen, en hare behandeling, ofschoon wat omslagtig, voldoet aan het oogmerk. De tijd der jeugd is het gevaarlijkste tijdperk des levens, namelijk der onbedachtzaamheid en onbestendigheid, waarin de driften met groote kracht ontwaken en velerlei en gevaarlijke verleidingen plaats hebben, en waarin alzoo de vrees van God het beginsel der wijsheid, de weg der godzaligheid alleen de weg is des geluks, en het middel, om God als haren leidsman, vriend en vader, te mogen noemen en behouden. Deze is de gang der denkbeelden, door den Leeraar gevolgd. De Recensent zoude gewis tot de behandeling van dit belangrijk onderwerp eenen anderen en eigenaardiger tekst hebben gekozen, dan dien bij de overdragt der regering door Koning David aan zijnen