ter, Godgeleerde en Regtskenner zijnde, in geen dezer vakken te kort schoot, en wiens geschriften tevens voedsel voor den geest des onderzoekers, stichting voor het hart van den Christen, verheffing van de ziel des beschouwers, en de nuttigste uitspanning voor de ontluikende vermogens van het kind opleveren, naar welks behoeften hij zich in zijne Kindergedichtjes zoo wel wist te schikken, als naar die van den beschaafden denker in zijnen Starrenhemel. Hoe welkom is ons dus een nagelaten lettergeschenk van zulk eene hand! Het wordt voorafgegaan door eene korte, maar zaakrijke levensschets van den Schrijver, door den Hoogleeraar te water in de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde uitgesproken, en behelst drie opstellen, getiteld: Iets over Jezus Christus, Christendom en Wijsgeerte, voor verstand en hart; een blijkbaar voorbereidend geschrift, waarin de hooge waarde des Zaligmakers, en het onuitputtelijke van zijne kennis, uit alle oogpunten beschouwd, wordt aangetoond. Hierop volgt een Betoog, dat de drie hoofdvoorwerpen der menschelijke wijsheid, God, de Mensch en de Natuur, in één middelpunt uitloopen; gevolgd door een Fragment eener proeve van beschouwing aller wetenschappen uit het oogpunt der zelfvolmaking, en betrekking tot Godsdienst en Christendom. Het laatste is duidelijk een vervolg op het eerste, en beiden hebben eene grootsche bedoeling, den weg te banen tot een werk, dat alléén eene Eeuw zou kunnen versieren, eene Harmonie namelijk
aller Wetenschappen, in het brandpunt der Openbaring vereenigd, en uit haar oogpunt beschouwd. De drie opgenoemde hoofdvoorwerpen zijn bij den Schrijver de algemeen noodige en nuttige doeleinden van kennis, wier beoefening de ware wijsgeerte uitmaakt, en die men alleen, maar ook volstrekt, behoeft, om eenigen trap van wijsheid en kunde te bereiken. Hij wil, dat elk, die op beschaving aanspraak maakt, in meerdere of mindere mate zich den Cyclus van kundigheden, hiertoe behoorende, eigen make; maar dat zoo wel hij, als de ei-