Om onzer belofte niet ongetrouw te zijn, betuigen wij, in den spottenden toon, die hier en daar gebezigd wordt, geenen smaak gevonden te hebben; deels, omdat het onderwerp te ernstig is, deels omdat spotten meestal niets bewijst. Men hoore nog slechts den aanhef: ‘Op den twaalfden van Louwmaand is de gemeente van Leyden jaarlijks gewoon naar de tempelen des vredes op te gaan, om godsdienstig en plegtstatig gedachtenis te vieren - der uitbarsting van dertigduizend pond buskruid!’ Wij hebben het onderscheidende van cursief en gedachtenstreep, tot meerdere duidelijkheid, er bijgevoegd.
Om echter, door deze aanhaling, geen ongunstig denkbeeld achter te laten van den doorgaanden toon, volge hier een staaltje der manier, op welke, volgens den aangewezen inhoud, het begrip van verpligting tot dankbaarheid wordt bestreden:
‘Er was in Azië eene kleine stad, wier inwoners hunnen pligt deden, hunne schattingen betaalden, en geene bijzondere reden van misnoegen aan hunnen koning gaven. Niettegenstaande dit alles, zendt de vorst, die voor het overige een buitengewonen roem van regtvaardigheid had verkregen, eene krijgsbende, en laat de helft der inwoners dooden. Schoon hij geene reden van dit zijn gedrag gaf, twijfelde niemand der overgeblevenen aan het regt des konings om zoo te handelen. Met dit al, daar zij zich geener rebellie of bijzonder kwaad bewust waren, dacht er niemand aan, om een dank-adres voor hunne sparing den koning aan te bieden. In plaats van dankbaar te zijn voor eene weldaad, die zij geene weldaad konden noemen, omdat zij niet konden berekenen, bijzondere straf verdiend te hebben, vroegen zij allen naar het waarom van deze handelwijze des konings: en deze reden niet kunnende uitvorschen, legden zij allen de hand op den mond en zwegen. Zij, die bloedverwanten hadden onder deze slagtoffers, dachten wel het minst aan den pligt der dankbaarheid!’
Ten slotte wenschten wij wel, dat de Schrijver had kunnen goedvinden, van de bijzondere krankheid, voor zijnen Vriend zoo noodlottig, geen gewag te maken. Deze omstandigheid toch is hier min gunstig voor des mans achting, elders ligt gevaarlijk van wege het voorbeeld, door eenen verlichten en onbevooroordeelden man gegeven.