| |
| |
| |
De kleine Klokkenspeler, naar het Fransch van den Heer Ducray-Duminil, Schrijver van Alexis, of het Huisje in het Bosch, van Victor, of het gevonden Kind, enz. enz. Te Amsterdam, bij J. Belinfante. In gr. 8vo. Iste Deel, 1810, 343 Bl. f 2-16-: IIde Deel, 1812. 410 Bl. f 3-:-:
Alhoewel goede wijn geenen krans behoeft, zoo begreep de Vertaler echter, naar het schijnt, dat een krans, een Fransche krans voor 't minst, bij uitstek rijk en keurig gevlochten, geene schade doet; waarom hij de gunstige beoordeeling van dezen Roman in het journal de l'empire, het meest geachte en tevens meest gevreesde Fransche dagblad, gelijk hij zegt, de plaats eener Voorrede vervangen doet; en alzoo versierde hij dit werk op zoodanig eene wijze, als wij in gemoede verklaren, dat ons niet mogelijk geweest zou zijn. Eenigermate verwondert het ons echter, dat hij zich niet liever alleen aan de taak van Vertaler hebbe gehouden, maar (volgens zijne opgave) zich heeft veroorloofd, door eenige uitlatingen, hier en daar het werk minder omslagtig en minder kostbaar te maken; en dat niettegenstaande de vereerende getuigenis, door gemelde Journal den Schrijver gegeven, ‘dat hij alles met zorg heeft vermijd, wat den gang van zijnen Roman kon vertragen.’ Wij voor ons wachten ons voor het minst liever, het meest geachte en meest gevreesde Journal eenigzins te na te komen, door bij den milden lof, dien hetzelve goedvond aan dit werk te geven, iets toe of af te doen; maar willen, met eene eerbiedige buiging, ons oordeel naar hetzelve eenvoudig rigten en verbeteren.
Naauwkeurig wordt het beloop des verhaals opgegeven; zoo naauwkeurig, dat wij waarlijk daar niets aan kunnen veranderen: ‘Een tweejarig kind wordt in de Champs-Elysées, te Parijs, verlaten, door eenen speelman of muzijkant opgenomen, en aan arme lieden toebetrouwd, die het opvoeden en doen gelooven, dat hij hun zoon is. Eenige papieren, die bij hen zijn gevonden, geven niet dan onvoldoende berigten wegens zijne afkomst. Zijne aangenomen ouders leeren hem op een klein beweegbaar klokkenspel spelen. Door die bekwaamheid boezemt het kind den Parijzenaren belang in, en
| |
| |
van alle zijden vloeijen hem geschenken toe. Welhaast spreekt men van niets anders, dan van den kleinen Klokkenspeler. Eenige personen merken hem van nabij op, en schijnen te twijfelen, of hij de zoon wel is van hen, die hem hebben opgevoed. De naam van dominique, dien men hem heeft gegeven, omdat men denzelven in de gezegde papieren heeft gevonden, wordt voor hem beurtelings een voorwerp van hoop en schrik. Eenige onbekenden verschrikken zijne zoogenaamde moeder met de vragen, die zij haar doen. Dominique wordt bij eenen dorpspriester geplaatst, die voor zijne opvoeding zorg draagt en hem gebruikt om op de klokken van het kerspel te spelen. Welhaast leert hem een groot heer kennen, op welken de naam van dominique eenen indruk van verwondering en afgrijzen maakt. Een ander groot heer wordt er insgelijks door getroffen en verschrikt. Met één woord, die naam verwekt op allen, die denzelven hooren noemen, dezelfde uitwerking als die van ilbondocani, in het zangspel de Kalif van Bagdad. Een rijk geslacht biedt zich tot bescherming van den jongman aan; een ander, niet minder rijk en magtig geslacht legt hem hinderlagen en schijnt het op zijn leven toe te leggen; maar zoodanig is de schijn van weerskanten, dat noch hij, noch zijne ware vrienden bemerken kunnen, aan welke zijde het gevaar, aan welke zijde de hulp daar tegen is. De personen, die dominique tot zich zoeken te trekken, verfoeijen elkander onderling en hebben allen groote wroegingen en groote geheimen; al hetwelk eenen geheimzinnigen sluijer op hunne daden werpt, die alleen bij de ontknooping wordt opgeheven. In de kasteelen, die zij bewonen, gaan buitengewone zaken om, zoodanig, dat men gedurig in het land der spoken en geesten waant te zijn. Dominique, gedurig door vrees en hoop geslingerd, werpt zich dikwijls in de armen zijner
vijanden, denkende aldaar eene schuilplaats te zullen vinden; ieder oogenblik denkt men dat het tijdstip van zijnen ondergang gekomen is, en de kunst des Romanschrijvers verlost hem gedurig uit gevaren, die onvermijdelijk schijnen. De gebeurtenissen vermenigvuldigen zich, dringen elkander met eene groote gezwindheid voort, en echter ontdekt zich nog geenszins het geheim zijner geboorte. Niet dan na lange ongerustheid, na lang lijden, en de wonderbaarlijkste lotgevallen, ontdekt zich alles en wordt de veree- | |
| |
niging bewerkstelligd van alle de personen, die, sinds het begin des verhaals, verstrooid en verdeeld waren.’
Het belangrijke van het verhaal; de kunstgreep des Schrijvers, om de ontknooping gedurig te doen verwachten en echter telkens op te houden; de volstrekte eenheid van handeling, zonder episoden of vreemde verhalen; klaarheid en voortvarendheid in de schrijfwijze, - ziet daar, wat de Schrijvers van het Journal de l'Empire met bijzonderen lof vermelden; en, als zij schijnen te berispen het al te gelijksoortige van sommige karakters; het te menigvuldige der gebeurtenissen; het alleen maar niet onmogelijke van sommige middelen, waardoor de held gered wordt; het toevallige van een aantal ontmoetingen; den dikwijls te grooten zweem naar het wonderdadige, voegt de Steller er aanstonds bij: ‘Ik vergeet, dat ik juist datgene gisp, wat den kleinen Klokkenspeler het meest moet doen lezen; en zoo de Heer ducray-duminil de onbehendigheid gehad had, de feilen, die wij hem verwijten, te mijden, zou zijn Roman koud hebben toegeschenen aan hen, die niet buiten spoken en geesten kunnen. De Schrijver geeft hun nimmer de voldoening, hun wezenlijke spoken te doen zien, maar hij doet ze hun onophoudelijk hopen; en dit is eene kunst te meer, die men hem moet dank weten.’
Een oordeelkundig berigt aangaande de veranderde taak des Romanschrijvers gaat deze beoordeeling vooraf. Ziet hier hetzelve, met eenige bekorting: Voor een paar eeuwen was zoodanig opstel een zeer ingewikkeld en uitvoerig verhaal van een aantal personen en lotgevallen, een aantal intriguen door- en in-een geward, tot eindelijk in eens de ontknooping alles oploste. - In vervolg van tijd koos men eenvoudiger handelingen, soms ook wel maar eene enkele, en minder episoden; men gaf der verbeelding minder werk, maar ontleedde de hartstogten, de gevoelens en gewaarwordingen. - Sinds twintig jaren maakte men het werk minder moeijelijk, en de Romans vermenigvuldigen. (‘De vrouwen hebben hedendaags te dien opzigte eene volslagene meerderheid; hetgeen schijnt te bewijzen,’ - maakt den Journalist eene diepe reverentie, Dames! - ‘dat haar schrijftrant geenszins die van de cervantessen en richardsons is.’) Iedere tegenwoordige soort kan niet afzonderlijk worden aangestipt; dan de hoofdsoorten zijn maar twee: die, waarin men bovennatuurlijke middelen be- | |
| |
zigt; en die, waarin de Schrijver zich bij het mogelijke of waarschijnlijke houdt. De eerste (dank hebbe de zwakheid der menschen!) zullen altijd bevallen, als een bekwaam Schrijver dezelve behandelt; (een slecht uitgevonden en slecht geschreven verdichtsel kan geen opgang maken;) men moge met spoken en tooverij lagchen, men leest er toch gaarne van; en ‘ik geloof niet aan spoken, maar vrees dezelve,’ is de taal, immers de heimelijke taal van velen, zelfs verstandigen. Het vermaak in de buitensporigste vertellingen van spoken, toovergodinnen, dolende ridders, enz. spruit uit zekere soort van twijfel, of dezelve wel onwaar zijn, en uit den geheimen wensch,
dat dezelve waar mogen wezen; zegt de Heer de la mothe le vayer; en hoe bekoorlijk deze soort van Romans voor het meerendeel der lezers is, blijkt ook daaruit, dat zij, die de tweede der laatstgenoemde soorten kiezen, en alzoo zich tot het mogelijke of waarschijnlijke bepalen, alle moeite doen om hunne verhalen te doen gelijken aan die, waarin duivels en spoken eene rol hebben. Van dien aard is het werk van den Heer ducray - duminil, en hij is er uitnemend in geslaagd. Om lezers, die aan dat geweid gewoon zijn, te behagen, heeft hij zijnen Roman met buitengewone voorvallen opgevuld, - op iedere bladzijde denkt men, dat hij zich in het land der verdichtselen en wonderwerken zal begeven, en ieder oogenblik daarna brengt hij u, door eene eenvoudige, duidelijke en meestal onverwachte uitlegging, tot de waarschijnlijkheid terug.
Maar dit zij genoeg. Wij geven gaarne onze toestemming aan dien lof, en gelooven, dat het werk in zijne soort een kunststuk is. Evenwel wij zijn aan zoodanig geweld nog niet regt gewoon, en zouden voor onszelven alzoo Romans, die iets meer nog zijn dan enkel geestig spel, verreweg verkiezen.
Het gezegde geeft onzen Lezer voldoende inlichting omtrent het werk, waarvan wij de vertaling aanmelden, en op welke, als zoodanig, wij niets van groot belang hebben aan te merken. Wij betuigen den Vertaler almede onzen dank voor de mededeeling van het bovengemeld aanprijzend verslag, dat wij met genoegen eens lazen, en dat ons nu zoo veel moeite uitwon; en wij vereenigen ons vooral welmeenend met het slot daarvan: ‘Wij prijzen den Schrijver te hartelijker - vermits hij altijd de goede zeden heeft ontzien, alhoewel zijn on- | |
| |
derwerp hem dikwijls de verleidelijke gelegenheid verschaft, om minder ordelijk en minder betamelijk te zijn.’
Op de veel te kleine lijst der zinstorende drukfeilen vinden wij: ‘Bl. 95. reg. 9, 10. staat: eene grooten tafel moet zijn: eens grooten tafel.’ - Dat zijn eerst letterhelden! |
|