Tafereel der Algemeene Geschiedenis, voor Scholen. Te Rotterdam, bij W. Locke. 1812. In 8vo. 69 Bladz. f :-10-:
Dit beknopte werkje is vrij voldoende, voor zoo veel de Grieksche en Romeinsche Geschiedenis aangaat, welke daarin synchronistisch, en dus niet afzonderlijk, behandeld zijn; iets, 't welk wij zeer goedkeuren, daar men anders, tot op de tijden van pyrrhus, beider beloop en tijdrekening geheel afgezonderd beschouwende, geen algemeen overzigt van gelijktijdige gebeurtenissen bekomt. Doch in de Egyptische, Assyrische en Perzische Geschiedenis (die te zamen tot op xerxes nog geene zeven bladzijden uitmaken) is veel willekeurigs, ja tegenstrijdigs. Men stelle die aloude gebeurtenissen der jeugd zoo kort voor, als men wil; doch men leere haar geene op zijn minst gewaagde tijdrekenkunde, die dezelve naderhand slechts verwart. Dus is in de jaartelling boven het hoofdstuk, Egypte, aan dat Rijk slechts 1158 jaren during toegekend, 't welk niet alleen met de optellingen, die onmiddellijk volgen, geheel niet strookt, maar ook met den aard der Egyptische gedenkstukken blijkbaar strijdt. Het zal altijd wel vergeefsche moeite zijn, de tijdrekening van mozes met die der Egyptenaren en andere oude Volken overeen te brengen, zoo lang wij de juiste grootte der jaren niet weten, waarvan men zich in de Aloudheid bediende, en zoo lang het niet bewezen is, dat de Hebreeuwsche geslachtlijsten vóór abraham onafgebroken op elkander volgen. De Schrijver geeft niet op, wien hij in de ontwarring van den bajert der Assyrische Monarchij gevolgd hebbe; zijne poging schijnt ons tot dat einde niet volkomen gelukkig, daar hij niet eens van het oude Assyrische Rijk tot sardanapalus gewaagt. In de Geschiedenis van cyrus volgt hij
xenophon, even als sprak dit van zelve.
De Grieksche Geschiedenis is vrij wat korter behandeld dan