Anacreon aan het Hof van Polycratus(tes), Zangspel. Vrij gevolgd naar het Fransch van H.J. Guy, door C.A. van Ray. Te Amsterdam, bij de Wed. J. Dóll. 1812. In kl. 8vo. 54 Bl. f :-10-:
Zangspelen kunnen naauwelijks vallen in het vak onzer beoordeeling. Als enkel letterkundig voortbrengsel beschouwd, zonder op den eisch der muzijk en tooneelvertooning te letten, zijn ze meest allen wangedrogten. Wij moeten intusschen bekennen, dat het stuk voorhanden, ofschoon het desgelijks zijnen glans van tooneel- en toonkunst moet ontleenen, toch een zeker geheel vormt, en dat ook de vertaling, het uiterst moeijelijke zijnde in acht genomen, lof verdient. De vertaler heeft hetzelve van een voorberigt laten voorafgaan, het voornaamste behelzende, wat wij van den zanger van Teos, den held van dit stukje, weten. Ook prijkt hetzelve met een opdragtsvers aan des mans kunstvriend majofski. Uit hetzelve schijnt, in den eersten opslag, te blijken, dat de Heer van ray geheel niet zoo gunstig denkt over den tegenwoordigen staat der Nederlandsche Dichtkunst, als wij, met velen, meenen te moeten oordeelen. Dan, bij nader inzien, werd ons duidelijk, dat zijn uitvaren tegen wansmaak en dergelijke, zijn