De Blindeman. Door J. Immerzeel, Junior. Met Platen. Te Rotterdam, bij van der Bol en van Conijnenburg. 1812. In gr. 8vo. 221 Bl. f 2-8-:
‘Een boek, zoo jammerlijk zot, als ons maar zeldzaam voorkwam in geheel onze praxis;’ dit was ons oordeel, toen wij al een aantal bladzijden hadden afgelezen; pligtshalve lazen wij verder, en - het werd beter, ja aan het einde werd zelfs ons gevoelen eenigermate gunstig, en vonden wij ten slotte, dat deze Roman nog wel op eenige onderscheiding boven een aantal andere aanspraak heeft.
Een hoogst bespottelijk paar bewerkt het ongeluk eener beminnenswaardige familie; per varios casus, echter, wordt de familie gered en volkomen gelukkig. Het verhaal leest vrij onderhoudend; niets gaat buiten de grenzen der waarschijnlijkheid, (de aanvang echter uitgezonderd) en vriendschap en liefde, ouder- en kinderliefde, geven zelfs wel eens een aandoenlijk tooneel, terwijl wij nu en dan ook eene goede zedeles en treffende leering vinden. Het komt ons dus bij uitstek vreemd voor, dat de Schrijver, wiens dichterlijk talent wij meermaals hulde deden, deze zijne verdichting begint en opzet met zulke ongerijmde en belagchelijke karikaturen, die zoo geheel in het lage en laffe vallen, dat, tien tegen een, de beschaafde Lezer zijn boek al spoedig wegwerpt als een nietsbeteekenend vod, en zich daardoor van een genoegen berooft, zoo hij anders in Romans smaak vinde.
Kon dan de gekwetste en wraakzuchtige eigenwaan van de vervolgers eener brave familie niet anders geteekend worden, dan in de beeldtenis van eene stinkende kocherderin uit de Alpen, die haren walgelijk laffen man zoo onder den pantossel houdt, dat wij hem zien zitten tusschen het naaikussen en den kleerenklopper (waarmede hij dikwijls rijkelijk poets krijgt), opgesloten, blaffend van den honger, met een wollen onderrok op zijne knie, om er een opnaaisel in te leggen, zonder dat hij met de naald weet om te gaan? - Kon eene dwaze huwelijkskeuze niet eigenaardiger voorkomen, dan door den minnaar het non plus ultra van maagdelijk schoon te doen vinden in eenen grooten boezem en tood haar? en moest de herderin uit de Alpen juist