slagen der guise's onder frans II zeer wijze besluiten genoemd (zoo dit geen drukfout is). - Het beleedigt ons menschelijk gevoel, wanneer wij van karel IX, dien eigenhandigen beul zijner onderdanen, die den St. Bartels-nacht gelastte en hielp uitvoeren, lezen: (bl. 138.) Hij had veel moed en verstand. Zijne regering was ongelukkig, maar dat was zijne schuld niet. Hij was te jong, om in deze moeijelijke tijden, in welke iedere partij even wraakgierig was, te regeren. Toch niet te jong, om met eene helsche kunst te veinzen, tot alle Protestanten van naam in het net gelokt waren! - Op bl. 157 wordt (reg. 1.) de oorlog van 1635 tusschen Frankrijk en Spanje aan den moord van het Fransche garnizoen te Trier, dus aan Spanje, en (reg. 12) aan het aanstoken van richelieu, die zich noodzakelijk maken wilde, dus aan Frankrijk, toegeschreven. - Op bl. 200 wordt van louvois, den brandstichter der Paltz, den boozen Genius van Frankrijk, zonder wien lodewijk XIV misschien een goed Vorst zou geweest zijn, gezegd,
dat hij zijnen post met zoo veel luister en voorspoed had waargenomen, zonder één enkel woord ter afkeuring! - Op bl. 231 doet Prins ferdinand, in plaats van frederik de Groote, den veldtogt van 1756, en neemt de Saxers bij Pirna gevangen. - Op bl. 241 verschoont men den Lezer niet met de symptomata der ziekte van lodewijk XV, en verhaalt zeer naauwkeurig, dat hij zijn' Biechtvader deed roepen, welke hem het heilig nachtmaal toediende; hij verzocht vervolgens om het laatste olijsel, 't welk hem gegeven werd, (even alsof andere Koningen dit niet gehad hadden) zonder een woord van den invloed der pompadour, van de du barry, of van 's Konings Serail, te reppen. ('t Is waar, dit laatste behoefde de jeugd niet te weten; maar men had haar toch, met een woord, het zinken der Monarchie door 's Vorsten schrikkelijke zedeloosheid moeten onder het oog brengen).
Dan, na zoo vele aanmerkingen, moeten wij toch ook het goede van het boekske niet geheel onvermeld laten.