roemden man; hoewel wij het gaarne den lof gaven, dat het niets behelsde, hetwelk de zedelijkheid kwetsen kan, en dat de roman met smaak en welgeschreven is. Aan dit tweede Deel geven wij gaarne denzelfden en nog hoogeren lof, en de lezing gaf ons een zeer aangenaam onderhoud. Het bevat eene ook op zich zelve staande Geschiedenis: natuur en kunst, of de dwalingen des levens. Graaf hans, als kind, comme il plaisoit à Dieu op het land opgegroeid, met de lieve, zachte sophia, een eenvoudig kind der natuur, werd een man van zeer goeden aanleg, een uitmuntend hart, en zeer vaste Christelijke beginselen. Familie-belang wilde hem gaarne verbinden met zekere emelina, zijne bevallige en in ieder opzigt uitnemend beschaafde en gevormde nicht; eene dame du ton. Het had natuurlijk moeite in, eer men haar overhalen kon tot het plan: dan, niet alleen kwam zij er toe door redenen van convenance; maar toen zij den man leerde kennen, onderscheidde zij hem, en kleefde hem aan met geheel haar hart. Met dat al werd het Familie-plan eindelijk vernietigd, en de beschaafde, uitmuntend bevallige emelina schoot op de proef verre te kort bij de in alle opzigten mindere sophia, en had het hare door kunst beschaafde en verwrongene handeiwijze eeniglijk te wijten, dat de edele man, die haar innerlijk bemind had, en hare meerdere waarde volkomen gevoelde, zijne hand en hart aan de eenvoudige sophia gaf. Welk belangrijk meisje intusschen, zoo wel als Graaf hans, toch verwonderlijk snel in eenen zeer korten tijd al die beschaving van verstand en zeden had opgedaan, welke voor de genoegens des levens in eenen hoogeren kring zoo voordeelig zijn. Zij was
eene vrouw geworden, zacht en vriendelijk, vol talenten, bekwaamheid en kundigheden, zonder zich iets te laten voorstaan, het sieraad en de kroon van het aanzienlijkst gezelschap: zoodat het spreekwoord: ‘wat hansje verzuimt, haalt hans niet weer in,’ in Graaf hans en zijne sophia niet wordt bewaarheid; hetwelk ons echter eene uitzondering voorkomt op de vrij algemeene ondervinding, hoewel ‘on est rien que par la caeur’ geheel door ons toegestemd, en door dezen roman uitmuntend bevestigd wordt.