De Doctor nam dit volvaardig op zich, en oordeelde het, eene geruime wijle daarna, zijnen pligt, die toezegging te volbrengen. Met dit oogmerk zette hij zich, eenige dagen bij den Deken huisvestende, om een dagboek aan te leggen, en daarin alle de blijken van swift's karigheid, welke hem voorkwamen, op te teekenen, 't welk in den tijd van veertien dagen eene zeer groote lijst opleverde.
Dr. sheridan, gewapend met deze duchtige bewijsstukken, nam eene gelegenheid waar, om den Deken te vragen, of hij zich een gesprek kon herinneren, een' geruimen tijd geleden met hem gehouden, over den ouderdom en de gierigheid, en de statelijke verpligting, onder welke bij hem, ten opzigte van dat stuk, gebragt had. - Swift stond daarop in 't eerst versteld, en antwoordde met eenige bedremmeling: ‘Ja, ik herinner mij dat zeer wel. - Hoe! bemerkt gij iets in mij, 't welk naar gierigheid gelijkt?’ - De Doctor hervatte: ‘Gij moogt over uzelven oordeelen. Lees dit papier, en zie, of het niet hoog tijd is, dat ik thans mijne gedane belofte vervul!’
Swift las de lijst der artikelen, met een gelaat, waarop schaamte en wanhoop doorstralden. Na het lezen lag hij zijn hoofd in zijne hand, zat met op den grond nedergeslagene oogen, en bleef in die houding eenen geruimen tijd zitten: eindelijk sloeg hij de oogen op zonder verder van houding te veranderen, wierp een zijdelingschen en veelbeduidenden blik op den Doctor, en vroeg: ‘Doctor! hebt gij nooit den Gil Blas gelezen?’ doelende op eene bekende historie van diens dergelijk gedrag ten opzigte van den Aartsbisschop, toen hij diens Secretaris was, en 't welk hem zijnen post deed verliezen.
Na dusdanig eene ontmoeting mogen wij vrijelijk besluiten tot 's Dekens ongeneesbaarheid van die kwale, en dat de Doctor, even als de arme gil blas, niet lang in 's Dekens gunst zou blijven. In dezer voege zag men bewaarheid de aanmerking van Lord bolingbroke op eene plaats in een van swift's brieven, waarin hij schrijft: dat een verstandig man geld in zijn hoofd, maar niet in zijn hart moest hebben; waarop zijne Lordschap zeide: dat een wijs man zorg moest dragen om niet te veel gelds in het hoofd