| |
| |
| |
Fragmenten, Rusland betreffende.
Lijfland, Esthland, Reval.
Ik vind niets, dat naar bebouwing zweemt, van Riga tot Pernaw, eenige weinige plekken uitgezonderd, naauwelijks der uitzonderinge waardig. De ellendige hutten, en zelfs dezen dun gezaaid, vertoonen slechts eene opgeslagen schuiling voor beesten. De posthuizen alleen duiden aan, dat er menschelijke wezens bestaan. Ook zag ik op deze geheele reis slechts één wild dier, eene soort van hert, van zijn leger opspringende, en naar het krielbosch huppelende. Ik rekende mij gelukkig, digt bij den oever eene kleine nette woning te vinden, met schuren, rood geverwd. Een tuin breidde zich achter dezelve uit, geene vijf akers groot, maar echter toereikend om het gezin van groenten en aardvruchten te voorzien. In der daad, vijf akers gezuiverd land zou eene verbazende uitgebreidheid zijn in deze streken, waar het geblaat der kudden even zelden gehoord wordt als de klank der zeissen.
Pernaw naderende, wordt het oog verfrischt door het gezigt van eene open vlakte, en de Lijflandsche golf bespoelt het omringend landschap. De stad ligt aan de rivier van denzelfden naam, waar zij zich met de golf vereenigt, en is zeer sterk.
Riga, Pernaw, Reval en Narva zijn op geenen grooten afstand van elkander, en maken het voornaamste bolwerk des rijks van die zijde uit. Pernaw is een zeer klein stadje, en heeft niet veel handel. De rivier is niet aanmerkenswaardig, derzelver loop bepaald zijnde tot het gewest, dat haar den oorsprong gaf. De uitvoer is gevolgelijk bepaald tot de voortbrengselen van Lijfland.
Dan, deze rivier is de grensscheiding tusschen de woestijn en het paradijs. Toen ik op de noordzijde aankwam, trad ik een fraai bebouwd landschap in. Ik verliet nu de oevers der Lijflandsche golf, en reisde door de binnenlandsche deelen der provincie Esthland, hetgeen ons brengt te Reval, gelegen op den tegenovergestelden oever der Finlandsche golf; Esthland eene landengte tusschen beiden uitmakende. Door dit land reizende, wordt het oog aangenaam verkwikt door
| |
| |
afwisselende bouwlanden en boerenwoningen, met wouden en rivieren. Doch het land is eentoonig vlak: eene doodsche stilte heerscht er; geen bruisende waterval van den top eens bergs; het water slaapt in deszelfs effen gracht. Deze provincie is blijkbaar op de zee gewonnen. Het land biedt weinig verandering van voorkomen, van Pernaw tot Reval. Op de laatste pleisterplaats, nabij den oever der Finlandsche golf, is het met woud bedekt. Terwijl wij dit woud doortrokken, vertoonden zich de torens der stad, en, aan deszelfs einde komende, daalden wij neder in eene vallei, waarin Reval deels is gebouwd, en deels op eenen heuvel, aan het hoofd eener kleine baai of inham van de golf.
Deze stad, niet ver van den mond der Finlandsche golf, is aangenaam gelegen, wel versterkt, en voorzien van eene goede haven, in staat een derde der Russische vloot te bevatten. Het gedeelte der stad op den heuvel wordt de Citadel genoemd, en is van het lager deel door een wal afgescheiden. Hier is het huis van den gouverneur, van de voornaamste officieren der bezetting en van den adel, als ook de hoofdkerk. Het gezigt van den heuvel moet des zomers uitnemend fraai zijn; het land ligt voor u, als op eene kaart.
Ik heb een paleis van peter I. gaan zien, op eenen kleinen afstand van deze stad, aan den voet van den eenigen heuvel, geloof ik, in de provincie Esthland, en in het midden van een bosch, waarin lanen zijn uitgehakt, in den oud-Hollandschen smaak, dien peter inzoog, gedurende dat hij te Zaandam met zijne bijl werkte. Dit verblijf heeft van buiten geen onaardig voorkomen; maar van binnen heeft de bouwmeester in acht genomen, hetgeen in eene Hollandsche galjoot zou voegen.
| |
Reize van Reval naar Petersburg.
Ik verliet Reval, en zette mij voor het eerst in eene slede. Ik kon het denkbeeld niet verdragen, op eene horde naar Ruslands hoofdstad gesleept te worden. Weinig mijlen reizens, echter, verzoenden mij, en ik vond het zeer aangenaam. Zulk eene slede is eene groote langwerpige mand, van boven gedeeltelijk toegedekt, in den smaak van eene hal- | |
| |
ven kapwagen; deze rust op een onderstuk, van voren opwaarts gaande, gelijk de boeg van een schip. Het is verwonderlijk, met welk eene snelheid de grootste slede langs de oppervlakte der sneeuw wordt voortgedreven.
Vóór de reizigers zich op weg begeven, pakken zij hunne bagaadje in den bodem der slede, indien ze met slechts ééne reizen; hierboven worden groote vederbedden gespreid, dienende zoo wel om te verwarmen, als om den reiziger tegen onverwachte schokken des voertuigs te beveiligen. Hier ligt hij, zich toedekkende met dekens en pelterijen. Hij is, bovendien, in bont gekleed; een rok met bont, of pels, laarzen met bont gevoerd, en eene kap naar eene mof gelijkende; en ook deze ontbreekt niet: zijne handen, met ruige handschoenen bekleed, zijn desgelijks in eene mof gedoken, zoo wijd als een Fransche stevel. Hiermede beschermt hij tevens zijn gezigt tegen de koude, welke, bij het snelle rijden, in geval van tegenwind, zelfs deze vracht van vellen weet te doorboren.
Wij zien thans niets dan dorpen, half in de sneeuw begraven. De wegen zijn enkel te onderkennen aan de slede-sporen en roodgeverwde werstpalen. De afstand van Reval tot aan de hoofdstad is over de driehonderd wersten; of tweehonderd (Engelsche) mijlen. De weg loopt door de provincien Esthland en Ingermanland, grenzende aan de Finlandsche golf. - Bij de aankomst van den winter heeft men geen storm; de koelte is zacht als zephir. De wolken strijken bijna langs de toppen der bosschen, schijnende haren last te doen rusten op de takken. De Russische voerman heeft een middel uitgevonden om de stilte van het middernacht-uur te verdrijven, door eene bel tusschen het tuig te hangen; hij vergezelt dit speeltuig met zijne stem.
Wij komen bij verscheiden posten aan, verwisselen van paarden, en weg als de bliksem! Des morgens traden wij een posthuis binnen, en dronken koffij, terwijl ons bed van pelzen in de slede werd te regt gelegd. Het wordt opgemaakt, als elk ander bed, na een nacht slapens. Een Russisch heer zit hier zijne pijp te rooken; zijn knecht is bezig zijn bed in orde te brengen. Zijne slede is verre verkieslijk boven de onze, zijnde net gemaakt en geschilderd, met glazen ter zijde, en gordijnen van voren; hij heeft
| |
| |
verscheiden vederbedden onder zich, kussens en peluwen zouder tal. - De herbergen zijn dragelijk genoeg van Reval tot Narva. Overeenkomstig het gebruik, nogtans, voerden wij onzen voorraad, steeds, toebereid met ons; een brood, eene koude tong en eene flesch brandewijn maken den inhoud van mijn knapzak uit. Het schijnt niet, dat de postmeesters onder eenige verpligting liggen om voorraad voor de reizigers na te houden. Op een der posten konden wij zelfs geene bete broods verkrijgen; op de naaste pleisterplaats hadden wij een uitnemend middagmaal, en een glas even uitnemenden wijn. Er zijn ververschingen van eene andere soort op deze breedten te bekomen in den lageren rang van herbergen, Cabacks, of jeneverkroegen, genoemd.
Deze provincien zijn voornamelijk bewoond door Finnen; een volk, zoo dom van uitzigt, als de Russen levendig zijn. Zij zijn nu in hunne hutten opgesloten; men ziet zeer weinigen buiten 's huis. Een treurig tooneel biedt zich overal aan het gezigt, met naauwelijks schijn van leven.
Wij kwamen ten zes ure, in den donker, te Narva aan. Ik zie eenen verwarden hoop huizen, en, zoo het licht, of liever de duisternis, mij niet bedriege, ledige plaatsen, waar huizen zouden kunnen staan.
De kastelein van het posthuis in de voorstad raadde ons den geheelen nacht te blijven, daar de rivier Yamburg nog niet genoeg bevrozen was, om voertuigen met veiligheid te dragen. Wij moesten deze rivier over op den eersten togt van hier. Mijn Duitsche reisgenoot wilde zijne toestemming niet geven, en weg reden wij, onder het rinkelen der bellen en het zingen van den voerman.
Nu zijn wij op de oevers der rivier, twintig wersten van Narva Onze postillon is heengegaan, om een en anderen Russischen visscher op te sporen, ten einde onze leidslieden te zijn. Ik liet de slede en paarden, de Russen en Duitscher gaarne gaan. De ijsschotsen, op deze bijzondere plaats opeengehoopt, moesten ons ter brug dienen. Ik hield de karavaan in het gezigt, en wandelde met voorzigtigheid achter op. Het avontuur was niet volgens mijn plan, en dus liet ik dien heer mij den weg wijzen. Ik hoorde het water, onder mij, en van alle zijden: dit te een ure in een wintermorgen was geene aangename omstandigh. - Wij
| |
| |
zijn behouden over, en ik heb mij te slapen gelegd. De postillon blaast op zijn hoorn. Ik kijk uit, en zie hetgeen mij eene betoovering toescheen: het paleis van saladin, een edel vierkant van gebouwen, en breede straten. Ben ik in Petersburg? Gewis het moet verder van Narva liggen, of ik heb wel lang geslapen! Deze stad, van wier bestaan ik nooit gehoord had, is aangenaam gelegen, nabij de boorden der rivier van denzelfden naam. De maan, tusschen twee wolken uitkijkende, stelt ons in staat Yamburg te beschonwen.
Thans zijn wij in Ingermanland, en, hoewel de grond met sneeuw bedekt is, kan ik blijken van een vruchtbaar land zien. Het is vlak, en niet belemmerd met bosschen of kreupelhout; en op de wegen zijn een aantal sleden, beladen met allerlei soort van voorraad, ter markt gaande. Het gezigt is nieuw en vreemd: iedere slede heeft één klein paardje en een eerwaardigen voerman, gekleed in vellen; een lange baard bedekt de helft van zijn gezigt, terwijl eene ruige kap bijna het overige onzigtbaar maakt. Wij vinden eene leelijke verandering in de herbergen. De reiziger vindt echter nog een warm vertrek; en zoo hij thee of koffij, brood en kaas van zijn eigen heeft, kan hij eten en drinken; anders niet. Alles is goed of slecht bij vergelijking. Ik plagt te walgen van hetgeen mij in de Duitsche huizen in Lijfland werd voorgezet, en nu zou mij elke tafel welkom zijn, zoo ze slechts wasemde. Ik kan mijnen kouden voorraad, in zoo koud een luchtgestel, niet eten. Zelfs de scherpe lucht verwekt geenen eetlust, wanneer men in eene slede onder de veren ligt. Ik ben dus overtuigd, dat wandelen, en daarnaast rijden, in iedere luchtstreek, de beste oefening is ter bewaring der gezondheid.
De Finnen wonen in dorpen. Ik zie geene afgezonderde hut in heel het land. Hunne woningen zijn inderdaad ellendig. Zij bestaan uit ligte denneboomen, op elkander gestapeld; het dak is belegd met vurenhouten planken, en het is eene zeldzaamheid, een nieuw te zien.
Thans naderen wij Petersburg, langs eenen rijzenden grond, Ropshaw genaamd, veertig wersten van de Russische hoofdstad. Het gezigt van het land is waarlijk romanesk. Het is bezoomd met bosschen. De heesters van verschil- | |
| |
lende hoogte, met sneeuw bepoederd, gelijken volkomenlijk naar baren; en de dun gezaaide boomen, en kreupelboschjes op den grond, naar masten en rompen van schepen.
Nu kwamen wij in een woud, twintig wersten van Ropshaw, en welhaast bij het paleis van Strelina, op den oever van de Finlandsche golf. Hier komen wij op eenen schoonen weg, met marmer- en graniet-zuilen, om de wersten aan te wijzen. De verblijven van den adel zijn een ander sieraad voor dezen grootschen ingang in de hoofdstad. De sneeuw is sierlijk bezet met tempels, Chinesche paleizen, en menigerlei trotsche gebouwen, langs den geheelen weg tot aan de poorten; en, hetgeen nog schooner gezigt oplevert, de weg is bezaaid met brave en nijvere boeren, die elke levensbehoefte naar dien zetel des rijks voeren.
Had iemand voor houderd jaar, toen de grondslagen van Petersburg nog niet gelegd waren, de zoomen der Newa betreden, en zich een weg gebaand door de biezen, waarmede zij toen bezaaid waren, en zag hij nu deze nieuwe schepping, hij zou meenen te droomen, of wel eene der Arabische nachtvertellingen te lezen.
| |
Rusland in het algemeen.
Dit wereldgebied, strekkende van de Dwina en Nieper, deszelfs westelijke grenzen, tot Kamschatka en den Ooster Oceaan, eene lengte van vier duizend mijlen, en van de Noordpool tot den Pontus Euxinus en de Kaspische zee, bevat een vierde gedeelte van den omtrek des aardbols! Het heeft elke verscheidenheid van klimaat, en is bewoond door iedere soort van natiën. Op de kusten der noordelijke zeeën, gedurende negen maanden van het jaar bevrozen, wonen de Laplanders, de Samojeden, de Ostiaken en verscheidene andere stammen, in tenten en holen, in beschaving weinig verwijderd van de redelooze schepping: voorbij dezelven, naar het noorden, gaat het leven zelve uit: de eilanden in den Noorder Oceaan zijn onbewoonbaar. De Siberiërs, een mengsel van Finnen en Tartaren, bewonen de noordelijke en middelstreken van het Moskovisch gebied in Azië. Hun land is op vele plaatsen vruchtbaar; doch daar geen gedeelte van hetzelve grenst aan eene bevaarbare zee,
| |
| |
zijn deszelfs voortbrengfels van geringe waarde, en het volk weinig bekend. Het ijzer en bont van Siberië zijn de éénige voorwerpen, welke de Russische kooplieden tot nog toe in staat achten om de kosten te dragen van zoo ver een vervoer als naar hunne magazijnen te Petersburg.
De rivieren van Siberië hebben gemeenschap met de Wolga; de Wolga, door middel van kleinere rivieren en kanalen, met de Newa; doch, niettegenstaande dit gemak van vervoering te water, maakt het de verbazende afstand ondoenlijk, eenige andere dan de allerkostbaarste voorwerpen van handel naar de havens der Baltische zee te brengen. De zuidelijke deelen van Aziatisch Rusland zijn, naar evenredigheid, vruchtbaarder dan de middelprovincien; doch zij zuchten onder gelijke bezwaren, ten aanzien van handelgemeenschap.
Met alle deze plaatselijke ongemakken, is Siberië, zoo lang hare ijzermijnen onuitgeput blijven, eene schatbare aanwinst voor Rusland, en tevens een stevig bolwerk tegen de inkruipingen der Chinezen en Tartaren. Het Russisch bestuur wordt, ter verdediging van dit bolwerk, op weinig kosten gejaagd: weinige kleine forten, bezet door irreguliere benden uit de Kosakken, welke op vruchtbare en dun bewoonde vlakten hoofdzakelijk zichzelven voeden, zijn te allen tijde toereikend ter verdediging van deze grensplaats.
Siberië wordt bespoeld door menige schoone en bevaarbare rivieren, welke den inboorlingen eenen overvloedigen onderstand van visch opleveren; doch daar derzelver stroom naar het noorden loopt, zijn ze verstoken van het voordeel eener gemeenschap met eene bevaarbare zee.
Europisch Rusland heeft de Wolga ten oosten, de Kaspische en Zwarte zeeën ten zuiden, den Nieper en Dwina, boven gemeld, benevens de Baltische zee, ten zuiden en westen.
De Wolga, ontstaande in het middelpunt dezes gebieds, in derzelver loop opnemende een aantal rivieren, uit de Aziatische zoo wel als Europische provincien voortkomende, en zich ontlastende in de Kaspische zee, opent den Russischen kooplieden Indië en Perzië. De Nieper en Dwi nemen hunnen oorsprong in Wit Rusland, voorheen een deel van het Koningrijk Polen. De Nieper stort zijnen stroom in de Zwarte zee, en van daar is de vaart op ieder landschap, aan de Middellandsche zee stootende, kort en gemakkelijk.
| |
| |
De Dwina, eene tegenovergestelde rigting nemende, loopt in de Baltische zee, en opent met gelijk gemak eene gemeenschap met Frankrijk, Engeland, Holland en al de noordelijke deelen van Europa. Men behoort ook op te merken, dat deze rivieren haren oorsprong in de vruchtbaarste gewesten hebben, gelijk zij tevens, in haren langen loop naar oosten, zuiden en westen, de rijksten bezoeken, de Russen das uitnoodigende tot nijverheid, landbouw en handel.
Het aanmerkelijkst gedeelte van dit ontzaggelijk grondgebied, in hetwelk zijn besloten de Koningrijken Kioff, Moskow, Twere en Novogorod, de provincien de Krim, de Ukraine, Klein en Wit Rusland en Lijfland, is in de hoogste mate vruchtbaar, voortbrengende allerlei soort van koorn, vlas, hennep en timmerhout; uit welk laatste artikel teer getrokken wordt, en uit de betere soorten wordt de verbazende uitvoer van deelen en masten uit Petersburg, Wijburg, Narva en Riga goedgemaakt.
De talrijke kudden, bijzonder in de Ukraine, leveren de groote hoeveelheden talk, jaarlijks naar Engeland en elders vervoerd. Zoo overvloedig zijn de levensmiddelen in de Ukraine, dat het een gemeen gebruik is, ossen te slagten, enkel om derzelver huiden en vet; welk laatste men verkrijgt, door den geheelen romp, in een daartoe vervaardigd werktuig, te persen: wat, na deze bewerking, achterblijft, wordt weggeworpen, of als mest gebruikt. Doch waarlijk, dit Paradijs is zoo dun bevolkt, dat de boeren naauwelijks de moeite nemen om te mesten; zij verkiezen liever zich naar eene nieuwe plek te begeven, welke de ploeg nog nimmer gekeerd heeft, en die vruchtbaar geworden is door de verrotting van opvolgende grasgewassen, sedert eeuwen. De kudden, schoon talrijk, zijn buiten staat een vijftigste deel te verteren der vette klaver, op iedere plek voortgebragt; en het wordt door zwervende horden, of luije landlieden, vertrapt of in vlam gezet.
Het Russisch gebied, uit de Koningrijken en gewesten boven genoemd bestaande, en, voor het grootste gedeelte, in de beste luchtstreken gelegen, is aanmerkelijk uitgebreider dan eenig ander gedeelte des aardkloots, en neemt dagelijks toe in landbouw, bevolking en koophandel.
| |
| |
| |
Anecdote van een' Kosak.
De Russische soldaten zijn gewoon in het veld zich voornamelijk, en bij voorkeur, te voeden met het vleesch van paarden, hetwelk zij raauw eten. Een zonderling voorbeeld van gretigheid naar die soort van voedsel verhaalde mij onlangs een Officier, die alle geloof verdient, en zelf ooggetuige daarvan was geweest In den altijd gedenkwaardigen slag van Friedland, waarin de Fransche wapenen over die der Russen zoo beslissend zegevierden, werd het hoofd van een' Kosak met een snaphaanskogel doorboord. Op het eigen oogenblik ziet de Kosak digt bij hem een paard dood nedervallen. Hij stijgt af, vreesselijk bloedende: zijne krachten zijn niet meer toereikende om op zijne voeten naar dat doode paard te gaan; dan hij kruipt daar heen, snijdt een stuk vleesch uit de bil van het dier, slokt dit gretig in, en stefst weinig oogenblikken daarna. - Hoe kunnen de begeerten van den mensch, ook in de ure des doods, verschillen! |
|