Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1812
(1812)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkingen van Dr. Albers, te Bremen, aangaande het nieuwe middel tegen den croupGa naar voetnoot(*).(Medegedeeld door f. van der breggen, cz. Med. Doct. te Amsterdam.)
De Commissie voorspelt, zoo wel uit de proeven, door den Schrijver der bekroonde Verhandelinge over den Croup aangehaald, als uit die, welke door eenigen harer Leden onlangs met het middel genomen zijn, dat men zich gelukkige uitwerkingen van hetzelve beloven mag. - Wel | |
[pagina 700]
| |
verre nu van deze proefnemingen af te raden, daar ik, helaas! uit eigene ondervinding weet, dat men, bij de tegenwoordige door mij en anderen als doelmatig beschouwde geneeswijze, niet alle kinderen uit deze verschrikkelijke ziekte kan redden; daar ik nog korteling zoo ongelukkig was, twee kinderen van ééne moeder binnen acht dagen aan dezelve te verliezen: zoo kan ik echter, tot hiertoe ten minste, van het gelukkig gevolg, dat ik bij negen andere kinderen sedert drie maanden van dezelve zag, onmogelijk tot een uitsluitend gebruik van dit middel besluiten, en zal daarom vooraf bedaard de verdere onderzoekingen van anderen daaromtrent afwachten; waarbij ik des te grootere voorzigtigheid aanbeveel, daar in de laatste jaren zoo vele kinderen de slagtoffers van ruwe, onvoorzigtige proeven bij deze ziekte geworden zijn. Ik zal verder de punten opgeven, die, volgens mijne overtuiging, noodzakelijk zijn, om deze proeven niet alleen op eene zoo veel mogelijk onschuldige, maar waarschijnlijk zelfs heilzame wijze in het werk te stellen. Vooraf, echter, zij het mij vergund, mijne gedachten aangaande dit middel als specificum op te geven. - Als zoodanig kan ik het onmogelijk bij deze ziekte beschouwen, daar, gelijk de Commissie zelve ook reeds aanmerkt, zich dit met de juiste voorstelling eener ziekte volstrekt niet laat vereenigen, welke onder zoo vele gedaanten en verbindingen voorkomt, en zelfs zeer dikwijls eene zeer verschillende behandeling vordert. Dán zelfs, wanneer wij ook de aanwending van dit middel alleen tot die gevallen wilden beperken, waarin de Croup alleen, zonder verbinding met andere ziekten, verschijnt, geloof ik niet, dat het bij allen als specificum zou gelden; en wel op volgende gronden: Er zijn gevallen, die zoodanig met verstikking gepaard gaan, dat alleen snelle en krachtige bloedaftappingen hier hulp kunnen verschaffen. Al wie gelegenheid had deze verschrikkelijke toevallen waar te nemen, zal voorzeker niet de langzame werking van eenige greinen van het Sul- | |
[pagina 701]
| |
fure de Potasse afwachten, maar tot het lancet of de bloedzuigers toevlugt nemen, om den ongeduldigen kleinen oogenblikkelijke verligting te verschaffen. Zou de Schrijver dezer Prijsverhandelinge wel immer in zulke gevallen van zijn specificum zeggen kunnen, hetgeen cheyne zoo juist van het aderlaten zegt: ‘Wanneer het aderlaten reeds bij het eerste ontstaan eens aanvals verrigt wordt, dan is de verligting dikwijls oogenblikkelijk; naauwelijks kan men gelooven, hetzelfde kind gemakkelijk te zien ademhalen, dat nog geene tien minuten te voren stuiptrekkend lucht schepte.’ Ook mijn raad stemt daarom met dien der geachte Commissie overeen, dat in die gevallen, waar de Croup met ontsteking vergezeld gaat, de voorzigtigheid vordert, dat de Zwavellever niet eerder aangewend worde, dan nadat men eerst deze toevallen door de gewone middelen heeft tegengegaan. Wijders is het beloop der geheele ziekte dikwijls te snel, dan dat het middel binnen zoo korten tijd zou kunnen werken. Thans, terwijl ik dit schrijve, ben ik zoo ongelukkig, een zesjarig meisje te verliezen, dat slechts 36 uren aan deze ziekte leed. Het werd 's nachts omstreeks 2 ure aangevallen, en 's morgens ten 10 ure braakte het reeds, bij hevige misselijkheid, als het gevolg van een sterk braakmiddel, een stuk plastische, stolbare wei van eene cilindervormige gedaante en anderhalven duim lengte. Gesteld nu eens, dit kind had reeds 's nachts, bij het eerste oogenblik der ziekte, tot 10 greinen van het Sulfure de Potasse bekomen, dan laat ik aan het oordeel van anderen over, om te beslissen, of het wel waarschijnlijk zij, dat deze zoo snelle vorming van de vaste, cilindervormige, stolbare wei daardoor had kunnen belet worden? Aannemelijker, daarentegen, komt het mij, volgens eigene en anderer ondervinding, voor, dat het braakmiddel en de bloedontlastingen dit zouden kunnen bewerken. Hoezeer ik reeds vermoedde, dat het eerste begin der ziekte door de meeste Geneesheeren niet vroeg genoeg bepaald werd, hetgeen ik ook zoo overtuigend in een onlangs uitgeko- | |
[pagina 702]
| |
men Fransch geschrift bespeure, en daarom de duur des loops van dezelve niet altijd bepaald wordt; zoo ontbreekt het evenwel zeker aan geene enkele gevallen, waar kinders binnen 12 of 18 uren het slagtoffer van den Croup werden: en zouden nu dezen, vraag ik andermaal, door 12 tot 20 greinen van het Sulfure alcaline kunnen gered worden? Eindelijk zijn toch de geneesaanwijzingen in alle tijdstippen der ziekte niet dezelfde, en hoedanig deze door een en hetzelfde middel kunnen bereikt worden, blijft mij iets volstrekt onverklaarbaars. Der Commissie schijnt dit insgelijks niet duidelijkGa naar voetnoot(*). Zal nu, ondanks deze twijfeling, het middel als specificum bij den Croup gebruikt worden, zoo wensche ik slechts, dat de verwachting daarbij minder zal worden bedrogen, dan tot hiertoe door zoo vele andere geschied is! Wat prijzen rush, hamilton, autenrieth en vele anderen niet den Calomel? Wat zegt daarentegen archer van de Senega? waaromtrent hij zoo onvoorzigtig vaststelt, dat deze in het tijdvak, waar zich het vlies in de luchtpijp begint te vormen, nimmer hare hulp ontzeggen zal? En evenwel heb ik, helaas! beide deze middelen zoo dikwijls en zoo krachtig, ook bij het reeds vermelde meisje, te vergeefs aangewend. Thans wil ik beproeven, de punten te bepalen, welke, naar mijne meening, noodig zijn waar te nemen, wanneer de aanwending van dit middel voor de menschheid van heilzame gevolgen zijn zal: 1) Men late het geheele denkbeeld van een specificum bij hetzelve varen; hetwelk geen Geneesheer moeijelijk vallen zal, die de vereischte kennis van deze ziekte bezit. Zoo min een denkend Geneesheer van een specificum bij eene longziekte droomen zal, even weinig kan hij zulks hier: dezelfde gronden, die het daar verbieden, hebben ook hier plaats. | |
[pagina 703]
| |
2) Men bedenke, dat een middel, als specificum beschouwd, zonder eenige waarde zijn kan; terwijl het zich, in verbinding met andere middelen, welligt bijzonder heilzaam betoont. Deze middelen zijn hier de volgende: Bloedontlastingen, Spaansche-vliegen, Kamfer en Moschus, welke ik eenigermate op volgende wijze met het gebruik van het Sulfure de Potasse zou verbinden: A. Begint de ziekte dadelijk met grootere hevigheid, zoodat ieder oogenblik verstikking te vreezen staat, dan verzuime men niet, de snelle en toereikend sterke bloedontlastingen, benevens krachtig werkende braakmiddelen, toe te dienen; en dan eerst beginne men met de aanwending van het Sulfure de Potasse. In die gevallen, waar op den eersten dag de ziekte het kenmerk of het karakter eener synocha tamelijk beslissend behield, zou ik alleen dit middel toedienen; daarbij echter te gelijk tot het gebruik der Kamfer overgaan, wanneer dezelve het tegenovergesteld karakter aannam. Naderhand, wanneer de teekenen der zwakte zich steeds duidelijker openbaarden, of zigtbare toevallen van krampen vertoonden, mag men den voortreffelijken Moschus niet sparen. Ook een afkooksel van den Senega-wortel, in verbinding met de zoo even genoemde middelen, zou ik daar, waar de ten uiterste moeijelijke ademhaling, benevens andere teekenen, eene sterke uitstorting van stolbare stoffe hoogstwaarschijnlijk maken, even zorgvuldig bezigen, als het onvermijdelijk noodig gebruik van mostaardpappen en spaansche-vliegen, in die oogenblikken der ziekte, waar zij anders aangewend worden. B. Vertoont zich de ziekte, in den beginne, alleen met heeschheid en den karakteristieken toon van den hoest, zonder moeijelijke ademhaling en zonder hevige koortsverschijnselen, dan rade ik evenwel het gebruik van een sterkwerkend braakmiddel aan; daar de ervaring leert, dat het juist in deze gevallen zich het hulprijkste vertoont, en dat de ziekte hier zeer dikwijls onder den verkeerden Engelschen naam van Spurious-Croup gelukkig behan- | |
[pagina 704]
| |
deld wordt, welke, zonder deze vroegere aanwending van het braakmiddel, den Arts tot zijn' schrik zou geleerd hebben, dat zijn vijand wezenlijker zijn kon dan hij vermoedde. Na het braakmiddel geve men nu het Sulfure de Potasse, en blijve met het enkel gebruik van hetzelve, zoo lang zich geene moeijelijke ademhaling of koortsachtige toevallen voordoen, aanhouden. Zoodra deze echter zich vertoonen, verzuime men niet, tot bloedzuigers over te gaan; in 't kort, alle middelen te gelijk met het Sulfure de Potasse aan te wenden, welke ik te voren opgenoemd heb. Wordt het middel nu op deze wijze aangewend, dan ontbeer ik in mijne anders gewone handel- of geneeswijze hoofdzakelijk slechts twee middelen; namelijk, den Calomel en de Kermes miner. Van den eersten moet ik nog altijd herhalen, hetgeen ik reeds vroeger bij andere gelegenheden gezegd heb; namelijk, dat ik aan denzelven dien onbepaalden lof niet kan toezwaaijen, dien hij van anderen verkregen heeft; waarmede de ervaringen van Dr. olbers overeenstemmen, die dit middel zoo ten uiterste zeldzaam bezigt, en evenwel zeker met het meestmogelijke geluk deze ziekte behandelt. Verdere proefnemingen moeten ons leeren, of de Kermes miner., zoo als ik vermoede, niet gelijktijdig met dit middel te gebruiken zij, gelijk hetzelve ook door het Sulfure de Potasse welligt genoegzaam vergoed wordt. Met al het vertrouwen, dat ik op mijne kunst, over 't algemeen, bezit, met alle achting voor de ijverige pogingen van zoo vele denkende Geneesheeren, bij welken het hoogste belang voor deze ziekte, door de voor de menschheid zeker weldadige prijsvraag, is opgewekt, ben ik evenwel stellig overtuigd, dat nimmer de tijd zal geboren worden, waarin men, wat de genezing betreft, van het Sulfure de Potasse meer dan van het grootste aantal andere middelen spreken zal; zelfs dán niet, wanneer artsen, ouders en nabestaanden der kinderen, de vroegere verschijnselen der ziekte beter zullen leeren kennen; in welk tijdverloop dezelve van de zijde des Geneesheers | |
[pagina 705]
| |
slechts met eenige zekerheid kan behandeld worden. Zoodra, namelijk, het voortbrengsel der ziekte zich in eene aanmerkelijke hoeveelheid vormt, vordert de Natuur dikwijls middelen en wegen ter genezing, welke welligt geheel buiten den werkkring des Geneesheers gelegen zijn. Gelukkig mag hij zich dan rekenen, wanneer het hem gelukt, de dreigendste verschijnselen des gevaars weg te nemen; en hierin zijn wij ten minste niet geheel arm, hoezeer wij onze hoop, helaas! zeer dikwijls, welligt in de meeste gevallen, bedrogen vinden. Ik heb dikwijls met leedwezen bemerkt, dat deze en soortgelijke openlijke verklaringen, over het algemeen, de waarde der onderzoekingen omtrent deze belangrijke ziekte verminderen, niet slechts bij particulieren, maar ook bij Geneesheeren, wien daardoor de aard en wijze, hoe zij zich over het verlies van eenen zieken troosten kunnen, gelijkgeldende zijn moet. Maar juist omdat dit bij mij het geval niet is, nam ik reeds vroeger den Croup tot onderwerp mijner nasporingen; waarbij ik mijn verblijf in Engeland en Schotland, en vooral de vriendschap van mijnen Ambtgenoot olbers, niet vergeten mag, wien ik zoo vele leerzame aanmerkingen te danken heb. Hoe vele geleerden hebben zich juist met zulke ziekten bezig gehouden, die in de meeste gevallen de kunst trotseerden! Kan dan de hooge waarde der nieuwere geschriften van eenen corvisart, burn, parry, meckel, brera en anderen daardoor verminderd worden, dat derzelver onderwerp de ongeneeslijkste ziekten van het hart betreft? Zal dan de nakomeling de namen van eenen pinel en reil met mindere achting noemen, omdat door hunne voorslagen ter betere behandeling der krankzinnigen niet alle gekken verstandig zijn geworden? - Ik besluit daarom met den wensch, dat deze ziekte, de Croup, nog steeds het onderwerp der voorzeker vruchtbare onderzoekingen van denkende Geneesheeren blijven moge, vooral van hen, die zich onlangs met dezelve hebben bezig gehouden, waaronder | |
[pagina 706]
| |
voorzeker mannen gevonden worden, die ik altijd zal trachten te bewijzen, dat ik er roem op drage, geschiktheid te bezitten om de waardij van hunnen arbeid te kunnen erkennen.
Bremen, Maart 1812. |
|