Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1812
(1812)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 577]
| |
Mengelwerk.Proeve, over den invloed van natuurlijke en zedelijke oorzaken op 's menschen geest.(Uit het Engelsch van den Heere g. gregory.)
Een Schrijver, die den verworven roem, mijns bedunkens, meer verschuldigd is aan zijn vernuft, dan aan zijn oordeel, heeft zijne pogingen aangewend, om de wetten, gewoonten en het staatsbestuur der volken af te leiden van den natuurlijken invloed der luchtstreke, ligging en grondsgesteltenisseGa naar voetnoot(*). Dit bespiegelend stelsel kwam al te zeer overeen met den aard zijner landgenooten, om niet, als 't ware, blindelings gevolgd te worden, en ter onderschraging van hetzelve hebben de voorstanders van het Materialismus alhier (in Engeland) veel en wijdloopig geschreven. De bewijzen voor deze stelling zijn meerendeels ontleend uit de schijnbare uitwerkselen van luchtstreek, dampkring en voedsel op den mensch. Koude, willen deze Schrijvers, trekt de vezelen zamen, maakt ze stijf, en vermindert derzelver gevoeligheid; hitte, in tegendeel, ontspant en verzwakt dezelve, mismaakt de kleur der huid, doet het ligchaam zwak en voor ziekte vatbaar worden. Bij schielijke overgangen van hitte tot koude, of van koude tot hitte, ondervinden wij, dat iets, van | |
[pagina 578]
| |
gelijken aard als deze uitwerksels, zich tot de ziel uitstrekt. Een vochtige of drooge dampkring heeft eenen zeer merkbaren invloed op onzen geest; en de veranderingen, daardoor veroorzaakt in de gezondheid onzes ligchaams, brengen nog het hare toe tot den invloed op de verstandelijke vermogens. - De uitwerksels der levenswijze, beweren zij verder, zijn zeer opmerkelijk. Gulzigheid en onmatigheid verstompen niet alleen het verstand en verwoesten onze fijnere aandoeningen; maar bijzondere soorten van voedsel, zelfs met matigheid genuttigd, wil men dat die uitwerking meer dan andere voortbrengen. Zoo heeft men beweerd, dat menschen, die meest van vleesch leven, doorgaans woest en wreed zijn; terwijl de zoodanigen, die voornamelijk moeskruiden eten, van een zachter en min oorlogzuchtigen aard bevonden wordenGa naar voetnoot(*). Ondanks deze schijnbare bewijzen, zijn er redenen, die mij doen overhellen, om dien zoo geheel algemeen werkenden invloed van natuurlijke oorzaken op 's menschen geest in twijfel te trekken, en te gelooven, dat dit, over 't geheel, een zeer onzeker kenmerk van het nationaal karakter oplevert. In de eerste plaats, weten wij zeer weinig, in hoe verre de ziel met het ligchaam verbonden zij en daarvan afhange. Vast gaat het, dat pijn de aandacht aftrekt, en ziekte het verstand verzwakt; doch wij hebben geen regt om te beweren, dat zwakheid van geest de natuurlijke gezellinne is van eene zwakke ligchaamsgeste tenisse. Eenige der kloekste geesten hebben zeer zwakke ligchamen bewoond, ja geleefd onder den druk van ziekte, pijn en zwakheidGa naar voetnoot(†); terwijl het, aan | |
[pagina 579]
| |
den anderen kant, geheel niet vreemd is, weetnieten te ontmoeten van eene rustige en gezonde ligchaamsgesteltenisse. Misschien zal hetgene wij ondervinden, bij overgangen van koude tot hitte, enkel het uitwerksel wezen van eene kortstondige koorts, en zal de geest, zoo ras dezelve bekomen is van den eerslen schok, uit hoofde van de verwantschap, welke dezelve heeft met de zinnen, de gewone bekwaamheden kunnen gebruiken, hoedanig ook de staat des dampkrings moge wezen. Op dezelfde beginselen kan men rede geven van de uitwerkselen der buitensporigheid in eten en drinken, vergezeld gaande door eene soort van ziekte. Maar dat bijzondere soorten van voedsel eenige magt of invloed hebben op den geest, verder dan de zedelijke gevolgen, eene vermeerdering van lichaamsgezondheid vergezellende, is geheel van bewijs ontbloot, en wordt door zoo vele daadzaken wedersproken, dat er zich reden opdoet om te gelooven, dat deze veronderstelling enkel gebouwd is op eene ingebeelde overeenkomst. Ten tweede. Toegestaan zijnde, dat de ziel in vele opzigten van het ligchaam afhangt, is nogtans het laatste begaafd met een zich schikkend vermogen, en heeft eene geschiktheid om het natuurlijk temperament onder alle luchtstreken te behoudenGa naar voetnoot(*). Ik begrijp, dat er geene proeven zijn, dat, terwijl het ligchaam in eenen gezonden staat blijft, de ziel natuurlijkerwijze kan beschadigd worden. Nu geniet de mensch gezondheid en sterkte onder meest alle luchtstreken; schoon het eenigen tijd vereische, om het ligchaam aan verschillende te gewennen. Ten derde. Het onderscheid der luchtstreke kan alleen wilde volken aandoen: want de uitwerksels kunnen bij beschaafde volken tegengegaan worden; en geschiedt zulks doorgaans. Er zijn middelen, om in heete luchtstreken | |
[pagina 580]
| |
de gematigde gesteldheid des ligchaams te bewaren; men houdt daar eene verkoelender levenswijze, meer vruchten en moeskruiden gebruikende, en minder verhittende of sterke dranken, dan in die gewesten, welke meer poolwaarts liggen. (Ik spreek van landen, die langen tijd door het zelfde volksras bewoond zijn: onze Engelsche volkplantingen zijn geene hier voegende voorbeelden; deze zijn van eene te late vestiging, om de zeden des moederlands vaarwel gezegd te hebben.) Aan den anderen kant zijn in koude luchtstreken het gebruik van vuur en eene warme kleeding de plaatsvervangers van een droogen dampkring en eene koesterende zon. Een inwoner van Groot-Brittanje kan, in zijn eigen land, zoo weelderig leven als te Konstantinopel of in Bengale. Ten vierde. De opgenoemde natuurlijke beginsels kunnen, ten hoogste genomen, alleen aangemerkt worden als voorbereidende oorzaken; zij kunnen geene denkbeelden geven. Nu zijn de denkbeelden, als 't ware, elkanders voortbrengsels. Al onze redenering bestaat in de vergelijking, al onze verbeelding in het zamenparen van denkbeelden. De meestvermogenden der driften, gierigheid en eerzucht, hangen af van deze zamenvoeging der denkbeeldenGa naar voetnoot(*), en deze worden gewijzigd door opvoeding en gewoonte. Natuurlijke oorzaken kunnen, uit dezen hoofde, weinig uitwerkings baren op de zeden en gewoonten; zij kunnen alleen de ziel in eenen staat brengen, dat dezelve geschikter is om deze denkbeelden aan te nemen dan andere: maar de eerste uitvindingen, de eerste beginsels van wetenschap, onder een volk ingevoerd, zullen, op welk eene wijze ook daargesteld, dadelijken invloed hebben op den volksaard. De Heer hume heeft zeer naauwkeurig opgeteld verscheiden treffende voorbeelden, ter bestrijding des stelsels van montesquieu en diens aanhangers. Zoo, bij | |
[pagina 581]
| |
voorbeeld, merkt hij op, dat er eene eenparigheid van zeden plaats grijpt door het geheele wijduitgestrekte rijk van China, schoon de luchtstreek grootelijks verandert; terwijl de wetten en gewoonten van kleine, aan elkander grenzende staten van elkander grootelijks en wezenlijk verschillen. De slavernij der schoone sekse is dezelfde in Rusland als onder de warmer luchtstreken van Azië, alleen verschillende zoo als zij gewijzigd wordt door de Mahomethaansche of Christelijke Godsdienstleere. Deze gewoonten, die aangenomen zijn door uitgestrekte landstreken, schijnen blijkbaar door derzelver bewoners van elkander ontleend. - Een niet minder beslissend bewijs is, dat er opmerkenswaardige verscheidenheden plaats grijpen in de zeden van volken, die te gader leven, doch wier bijzondere wetten en gewoonten naauwe verbindtenissen verbieden. Dit blijkt voorbeeldelijk in het verschil tusschen de Turken en de geboren Grieken, die onder hunne heerschappije leven. De Joden zijn eenparig dezelfde, hoe wijd zij ook verstrooid mogen wezen. Een kind, van de ouders afgenomen, zal niets hebben van de bijzondere geaardheid zijner landgenooten. Een Janitsaar is dezelfde, 't zij in Griekenland of in Arabie geboren: en hieruit ontstaan de tot bijzondere beroepen geschikte karakters. Waren nationaal vernuft en zeden afhankelijk van natuurlijke beginsels, zoo lang het voedsel, de luchtstreek enz. dezelfde bleven, dan mogten wij verwachten, dat de inwoners eens lands dezelsde geaardheid zouden blijven behouden: nogtans zien wij, dat zeer schielijke staatsomwentelingen eene geheele verandering in zeden ten gevolge hebben: en die volken, welke hunne oude burgerlijke inrigting blijven behouden, worden zeldzaam door overvoering naar elders veranderd. De Canadiaan en de Bostoniaan waren bij den vrede des jaars 1763 zoo verschillend als bij de eerste bevolking dier landen. Welk eene gelijkenis, welk eene betrekking hebben de hedendaagsche Gricken met de vrije en beschaafde voorvaderen? | |
[pagina 582]
| |
Gelijken de Italianen van dezen tijd op de dappere en grootmoedige Romeinen? Waar zijn de woeste Lombarden te vinden? Waar de Gaulen, de Franken, de vermeesteraars van Rome? Hoe wijdverschillend zijn de zeden der Britten niet geweest vóór en na de vermeestering door de Romeinen, vóór en na den inval der Saksen en de Normansche vaststelling! - Men raadplege de geschiedenis der meeste volken; men zal dergelijke omwentelingen ontwaren. Wij moeten, derhalve, ter oplossing van het verschijnsel des volkskarakters, naar andere beginsels uitzien. In de eerste plaats, wil ik alle wijze van invloed aan grond en luchtstreek niet ontzeggen; maar die invloed, beweer ik, oefent zich alleen uit door middel eener zedclijke oorzaak. Een vruchtbaar land zal gewis traagheid en weelde kweeken, dewijl er weinig arbeids en vlijtbetoons vereischt wordt om levensonderhoud te bekomen; eene gesteltenis, welke dikwijls een willekeurig landsbestuur ten gevolge heeft. Op gelijke wijze zal een dor en onvruchtbaar land de inwoners tot vlijtbetoon en het uitharden van moeijelijkheden geschikt maken, een geest van verhuizing en koophandel opwekken. Nogtans zijn er, wat de aankweeking der geestvermogens betreft, voordeelen, bijzonder eigen aan beide de opgemelde landsgesteltenissen. Indien de tijdruimte, welke een vruchtbare grond en zachte luchtstreek verschaffen, gunstig is om bespiegelende weetgierigheid te voldoen, zal de onvruchtbaarheid van kouder streken den geest tot uitvinding scherpen, en alle de zielsvermogens tot werkzaamheid oproepen. Ten tweede. De ligging zal uitwerking baren in de vroegste standen der maatschappije. Eene nabijheid aan de zee doet de inwoners tot handel, gastvrijheid, en gevolgelijk tot zekere mate van beschaafdheid neigen. Binnenlandsche ligging doet de volken doorgaans naijverig en gierig van neiging worden. Het eigenaardig uitwerksel van den arbeid en het bezwaar, waarmede zij hun | |
[pagina 583]
| |
levensonderhoud bekomen, wekt hen ten landbouw op. De Germanen zullen, door hun als 't ware in 't midden liggen, dikwijls zich in oorlog gewikkeld vinden. Zij zullen daarom, naar alle waarschijnlijkheid, altoos een krijgshaftig volk blijven; en het gebrek aan koophandel (welke de overtollige handen, of die niet noodig zijn in den akkerbouw, werk verschaft, en alzoo de weelde van andere landen invoert) zal tot dit einde medewerken. Een bergachtig land en lange zomer geven aanleiding tot het herdersleven; lange nachten en opgeslotenheid van plaats noodigen tot denken en letteroefeningen uit. Plaatselijke omstandigheden zullen ook op de kunsten invloed hebben. De Oostersche bouwtrant (oneigenlijk de Gothische geheeten) is eenparig dezelfde, en volgt de takschietingen der boomen; naardemaal het land waar dezelve de geboorte ontving, overvloed van houtgewas heeft. Der Egyptenaren bouwtrant is van een vaster aard: dewijl er in Egypte weinig houts gevonden wordt, waren alle de voornaamste gebouwen van steen. De drift, om te bouwen, steeg in Egypte, van wege de uitstekendheid der steengroeven daar te lande, tot eene verbazende hoogte op. Koning cleops liet zijne dochter eene hoere worden, opdat dit hoerenloon hem in staat zou stellen tot het bouwen eener piramide: zij verkreeg naderhand genoegzame schatten om zelve eene piramide te stichtenGa naar voetnoot(*). Ten derde. Die gebeurtenissen, welke wij met den naam van toevalligheden bestempelen, onafhankelijk van natuurlijke oorzaken, doen de bijzondere wetten en staatkundige inrigtingen der meeste volken ontstaan De wetten en gewoonten hebben dikmaals geen beter oorsprong dan de grillige opvattingen der eerste grondvesteren; of zij zijn gewijzigd door een ander volk, 't geen, daarop aanval- | |
[pagina 584]
| |
lende en overwinnende, eene nieuwe schikking maakt in de staatsgesteltenisse. Een man van vernuft staat op, en krijgt genoegzaam gezag om eenen staat te hervormen; en geschiedt zulks menigmalen in overeenkomst met diens vooropgevatte begrippen. Athene en Lacedemon werden naar zeer verschillende wetten geregeerd, schoon digt aan elkander liggende. Welk eene overeenkomst hadden de wetten van lycurgus met grond of luchtstreke? Ten vierde. Het invoeren van bijzondere kunsten en wetenschappen moet eene sterke uitwerking gebaard hebben in het vormen van volkszeden en in het wijzigen van volksdriften en najagingen. Een groot vernuft in gunstige tijdsomstandigheden ten tooneele tredende, zal de bijzondere neiging van diens geest van veel gewigts zijn om die zijner landgenooten te bepalen, die eerst hém zullen volgen, en vervolgens elkanderen. Dus hebben de meeste volken eene manier in hunne wetenschap zoo wel, als in hunne kleeding. Ten vijfde. Ik heb reeds aangeduid, dat koophandel en kunsten de volken van onderscheidene luchtstreken aan elkander gelijker doen worden. Ik voeg er nevens, dat zedelijke oorzaken menigwerf natuurlijke uitwerksels baren. De vordering in handwerkelijke en werktuigelijke kunsten vermindert den arbeid, werkt mede tot het ontkrachten der vlijtige uitvinders, en brengt, met den tijd, traagheid en weelde voort. Ten zesde. De aard des staatsbestuurs, welke wij gezien hebben dat meestal van toevalligheden afhangt, wordt algemeen erkend, meer dan eenige andere oorzaak, op de volkszeden in te vloeijen. De Gemeenebestregering is gunstig tot het aankweeken van redenaars, staatkundigen en wijsgeeren. Een krijgshaftig volk schept genoegen in schouwspelen, prachtige tentoonstellingen en tooneelvertooningenGa naar voetnoot(*). De volken van In- | |
[pagina 585]
| |
dië, die onder het willekeurigst juk gekromd gaan, staan voor de lafhartigste des geheelen aardbodems te boek. De Indiaan heeft niets, 't geen hij zijn eigen kan noemen: zijn veld, zijn vee, zijn schat, zijn gezin, zijn leven staan bloot om alle oogenblikken te worden opgeeischt; hij moet ze overgeven aan den eersten bevelenden dienaar zijns Souvereins, die hem dezelve opzegt. Eene hebbelijke zorgeloosheid en ligtzinnigheid is het gevolg van dezen onbestendigen staat; zijne driften hebben geene gelegenheid om te rijpen en kracht te krijgen; hij durft zijn hart op niets stellen, en moed wordt geboren uit eenige sterke toegenegenheid, welke ons aandrijft om een voorwerp waardig te keuren om er naar te streven, met gevaar van de opoffering van andere genietingen. De man, die geene sterke neigingen, geene vaste verknochtheid heeft, zal nimmer zijn persoon in gevaar stellen; daartoe moet eene beweegreden, daartoe moet een voorwerp wezen, dat voorwerp moge soms ingebeeld zijn; hierin bestaat de geestdrift des moeds. Elk wijsgeer weet, hoe hebbelijkheden worden ingevoerd, en hoe vooroordeelen door navolging aangroeijen. Wanneer, in een of twee gevallen, een man zich in de gelegenheid gevonden heeft om zijn leven weinig te rekenen, of eene ongevoeligheid voor smart te betoonen, zal dit zijn besluit wederkeeren, zelfs dan, wanneer de beweegreden min gewigtig is. De natuurlijke of liever hebbelijke moed der Engelschen heeft men verheven boven dien der Franschen, en niet zonder grond, indien wij den aard van beider regeringen nagaanGa naar voetnoot(*). De ernsthaftigheid en de | |
[pagina 586]
| |
sterke driften der Spanjaarden zijn misschien een overblufsel van die vrije gesteltenis, welke zij voorheen genoten, verhoogd door de geestdrift, welke hen bezielde in den strijd met de Mooren. Gewoonten, wijze van denken, eenmaal vastgesteld, blijven bewaard, eenigen tijd nadat de oorzaken hebben opgehouden te bestaan. Indien de voornaamste aanmerkingen, in deze Proeve medegedeeld, voor bondig erkend worden, dan volgt, dat zeer weinig van de zeden, de kunsten en de beschaving afhangt van de werking der hoofdstoffen, of de vo rtbrengsels des gronds; en de reden blijkt duidelijk, waarom alle beschaafde volken zoo zeer aan elkander gelijk zijn. Indien, verder, natuurlijke oorzaken zoo sterk kunnen tegengewerkt worden door zedelijke; indien een inwoner van Brittanje niet meer dezelfde is als ten dage des invals van julius caesar, maar van een naakten wilde gehard door het verduren van allerlei weder, veranderd is in een verwijfd inboorling van warmer luchtstreke, en door kunst die zelfde zachtheid van gesteltenisse en levendigheid van geest kan verkrijgen, - zoo volgt, dat voorzigtige wetten en behoorlijke achtgeving der regeringen de zeden der natien kunnen vormen bijkans naar haar welgevallen. Hieruit volgt ook, dat wij, bewust hoe zeer verbetering en deugd van onszelven afhangen, ons niet moeten laten ontmoedigen door hersenschimmige bespiegelingen, maar, wat ook luchtstreek en ligging vermogen, ons beijveren om die volmaaktheid te bereiken, naar welke het onze pligt is te streven. |
|