Iets over de aandoenlijkheid der elefanten voor de muzijk.
Het volgende verslag, omtrent eene proeve, op den negentienden Junij des jongstvoorgaanden jaars, te Parijs, in den Jardin des Plantes, genomen, zal, veelligt, sommigen onzer Lezeren niet onwelkom zijn.
De vraag was, of de Elefant zoo aandoenlijk zij voor de Muzijk, als de Heer de buffon beweert. Te dien einde heeft men, bij afwisseling, op blaas- en snarenspeeltuigen voor hem gespeeld, allegro's, andanten, enkele aria's vol melodie, en sonaten van eene zeer zamengestelde harmonie. Het dier vertoonde blijken van vermaak, op het hooren van de wijze: ô ma tendre Musette, door den Heer kreutzer op de viool gespeeld; dezelfde wijze, met variatien, door dien vermaarden kunstenaar, deed geene merkbare uitwerking. De geluiden, aan welke hij den voorrang geeft, zijn die van den bas en van den hoorn, naar het oordeel van allen, die bij de proefneming tegen woordig geweest zijn. Hij opende den mond, als 't ware om te gapen, na de derde of vierde maat van een beroemd quatuor van bocherini in re majeur. Een bravour-aria, waarvan de kenners veel werks maken, zijnde, meen ik, van monsigni, heeft het dier even onaandoenlijk gevonden; maar op