De bestraffende vragen.
‘Wat denkt gij van een zoo buitengewoon vroeg ontwikkeld verstand?’ vroeg lorenzo de medicis aan eenen Milaanschen Gezant, terwijl hij hem een vijfjarig knaapje voorstelde, van wiens schranderheid gansch Florence vol was.
‘Kinderen van dien aard,’ antwoordde hem de Gezant, ‘worden in hunne rijpe jaren gewoonlijk dom.’
‘Gij waart dan zeker ook een zeer verstandig kind?’ hervatte het knaapje.
De beroemde sterne hoorde eens in een gezelschap hevig uitvaren tegen zoodanige Schrijvers, die hunne talenten tot dubbelzinnige aardigheden misbruikten.
‘Ja waarlijk!’ riep sterne uit, ‘men moest elken Schrijver, die eene enkele sottise uit zijne pen liet vloeijen, voor zijne eigene huisdeur ophangen.’ - ‘Gij woont dus, Mijnheer,’ antwoordde hem eene Dame, ‘in een huurhuis?’