Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1812
(1812)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZeldzame vlugheid van een kind in het spoedig rekenen.(Overgenomen uit de Annales d'Education.)
Zerah colburn, het onderwerp van dit artikel, werd geboren in de maand April des jaars 1804, in de Vereenigde Staten, te Cabot, in het Graafschap Caledonie, in den Staat van Vermont. Nog geene zeven jaren was hij oud, toen hem de Heer mac neven zag, die van dit bezoek verslag doet in de Medical and Philosophical Journal and Review, gedrukt te Nieuw York, 1811. In zijne gewone levenswijze vertoont zerah niets, hetwelk hem van andere kinderen onderscheidt, zoo ten | |
[pagina 315]
| |
aanzien der ligtzinnigheid als der kinderachtigheid zijner vermaken; maar wanneer zijne aandacht zich bij eenig onderwerp geheel bepaalt, vertoont hij begaafdheden, verre verheven boven zijnen ouderdom, en, wanneer er iets moet gerekend worden, verheven, geloof ik, boven hetgene men van eenigen ouderdom zoude kunnen verwachten. Het was in de maand Augustus van den jare 1810, dat zijn vader, hem binnensmonds eenige getalen hoorende herhalen, welke hij tot tijdkorting vermenigvuldigde, zijne ontzettende vlugheid in het rekenen bespeurde. Aanmerkelijk nam deze vlugheid toe in weinige maanden, door de aandacht, welke dezelve wekte, en de proeven, welke diensvolgens daarvan genomen werden. De vlugheid zijner antwoorden op rekenkundige voorstellen, die hem worden voorgesteld, is zoo groot, dat hij uit het geheugen schijnt te antwoorden. Twijfel lijdt het intusschen niet, of deze vlugheid aan de snelheid zijner zamenvoegingen moet worden toegeschreven: want, in de eenigzins ingewikkelde berekeningen, hoort men hem dikmaals hardop en met eene ongeloofelijke snelheid vermenigvuldigen, optellen en aftrekken. Somtijds antwoordt hij zichzelven. Wanneer hij eenen misslag begaat, schijnt hij zeer bedroefd te zijn; doch dit gebeurt hem bijna nooit. De Heer mac-neven heeft hem, zonder den geringsten schijn van haperinge en zonder eenigen misslag, hooren antwoorden op de volgende vragen: Vraag Hoe veel bedragen 1347, 1953 en 2091? Antwoord. 5391. Vraag. Welke zijn de getalen. die, met elkander vermenigvuldigd, geven 1242? - De volgende oplossingen werden even spoedig gegeven als de elve kunnen gesproken worden: 54 met 23, - 9 met 138, - 27 met 46, - 3 met 414, - 6 met 207, - 2 met 6 1 Vraag Welk is het getal, hetwelk, met zich zelf vermenigvuldigd, 1369 geeft? Antwoord. 37. | |
[pagina 316]
| |
Vraag. Welk is het getal, hetwelk, met zich zelf vermenigvuldigd, 2401 geeft? Antwoord 49; en 7, vermenigvuldigd met 343; geeft hetzelfde getal. Wanneer een getal in duizenden en honderden werd uitgedrukt, riep hij driftig: verdeel ze in honderden! dat is, hij wilde, dat men, om tweeduizend vierhonderd en een (240) aan te duiden, zeide: vierentwintighonderd en een Vraag. Wat geeft 6, zesmaal door zich zelf vermenigvuldigd? - Hardop rekende hij op de volgende wijze en zoo snel als men konde uitspreken: 6 maal 6 maken 36; 6 maal 36 maken 216; 6 maal 2 6 maken 1296; 6 maal 1296 maken 7776; 6 maal 7776 maken 46,656; en 6 maal 46 656 maken 279,9 6. Vraag Hoe vele uren gaan er in 25 jaren, 11 maanden en 3 dagen? Antwoord 126,992. De persoon, welke hem deze vraag had gedaan, had eenen misdag begaan in de berekening, door hemzelven gedaan; zoodat, als zerah geantwoord had, de vrager meende, dat de misslag aan zerah's kant was. Na een oogenblik bedenkens verzekerde deze, dat zijne berekening naauwkeurig was; de bewerking werd herhaald, en het bleek, dat hij gelijk hadGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 317]
| |
Op zekeren tijd verzocht zijnde, 123 met 237 te vermenigvuldigen, maakte zijn vader de tegenwerping, dat twee drieledige getalen te moeijelijk waren. Doch het kind gaf tot antwoord, dat hij het doen konde, en hield zijn woord; zelfs vermenigvuldigde hij, en wel zeer snel, 1234 met 1231. Intusschen ziet men, dat de zware vragen hem vermoeijen; en dikmaals verzoekt hij, dat hem geene zoo ingewikkelde vragen worden voorgesteld. Onder zijn antwoorden ziet men, aan zijne houding, aan het slikkeren zijner oogen, aan de spanning van zijne wezenstrekken, hoe zeer zijn geest in werking is. Hij heeft een veelbeteekenend gelaat; zijn voorhoofd is klein, maar hoekig; de wenkbraauwen zijn merkelijk vooruitstekende; zijne oogen zijn graauw, geestig en altijd in beweging, zijn schedel is boogachtig en ongemeen breed; ij heeft een klein achterhoofd, en rood haar; naar zijne jaren is hij zeer sterk en groot; zijne bewegingen zijn schichtig, en hij is altijd in beweging. Nooit heeft hij ter school gegaan, en hij kan lezen noch schrijven. Gevraagd zijnde, hoe hij omtrent deze berekeningen te werk ga, gaf hij tot antwoord, dat hij dezelve duidelijk voor zien zag. Van gebrokene getalen heeft hij nog geen denkbeeld, en hij kan niet dan bij ronde getalen tellen. Hij is het vijfde van zeven kinderen, geen van | |
[pagina 318]
| |
welke zich onderscheidt door uitstekende begaafdheden. Zijn vader. abiah colburn, is met zes vingeren aan ieder hand geboren, en zerah is het eenige van abiah's kinderen, aan hetwelk deze bijzonderheid bespeurd wordt. De Heer mac-neven vermeldt, ter gelegenheid van zerah colburn, een ander voorbeeld, jedidiah buxton genaamd, in de voorgaande eeuw beroemd door eene zonderlinge vlugheid in het rekenen, maar welke met geenerlei blijken van vernuft gepaard ging; zelfs scheen jedidiah van eenige der meest gewone gewaarwordingen ontbloot te zijn. De Muzijk was voor hem niets anders dan eene verwarring van klanken; en eens in den Schouwburg gebragt zijnde, terwijl garrick in een van shakespeare's stukken speelde, hield hij zich eeniglijk onledig met het tellen van het getal der woorden, welke door dien grooten Tooneelspeler gesproken werden. Zerah colburn, daarentegen, is zeer geestig; hij is zeer gevat, en somtijds scherp, in zijne antwoorden. Eenige dagen voor dat de Heer mac-neven hem bezocht had eene Dame zich vermaakt met hem te vragen: Hoe veel maken drie nullen, met drie nullen vermenigvuldigd? - Juist zoo veel als gij, Mevrouw, was het antwoord; nietmetal. Grootelijks, onzes oordeels, is het te vreezen, dat de proeven van inspanning, op welke zerah colburn wordt gesteld, het jonge hoofd afmatten, of verwarren, en voorshands al datgene vernietigen, hetwelk men er van zoude kunnen verwachten, indien het aan den natuurlijken loop zijner denkbeelden en ontwikkelingen werd overgelaten. Mogelijk is het wijders, dat deze ontwikkelingen blijven stilstaan, door eene nieuwe speling der natuur, welke dezelve deed ontstaan; zelfs dat deze buitengemeene vermogens verdwijnen en te niet gaan. De Heer mac-neven haalt het voorbeeld aan van den Heer van r. in het dorp Utica, ook in de Vereenigde Staten, die op den ouderdom van zes jaren, zich onderscheidde door eene zonderlinge vaardigheid in het uit het hoofd | |
[pagina 319]
| |
rekenen; in zijn achtste jaar verloor hij te eenemaal dit vermogen, zonder te weten hoe Tegenwoordig rekent de Heer van r. gelijk andere menschen, met de pen in de hand, beter noch vaardiger dan anderen, en heeft niet het geringste denkbeeld behouden van de wijze, op welke hij in zijne kindschheid uit het hoofd rekende. |
|