| |
| |
| |
Over eenige oorzaken der verkoudheid.
De verkoudheid is eene der algemeenste en gevaarlijkste ziekten; te gevaarlijker, omdat zij gewoonlijk ligt geacht en zonder eenige oplettendheid behandeld wordt. Men schrijft haar meest aan eene gevatte koude, of aan een togt, toe; en daar men weinig hinder van haar heeft, gelooft men haar, door eene meerdere bedekking en verwarming des ligchaams, zonder verdere voorzorgen, te kunnen verjagen. Intusschen gelukt het zelden, dat men op die wijze zijn oogmerk spoedig bereikt; en nimmer beveiligt men zich daardoor voor haar bezoek, dewijl men zich vatbaarder maakt voor verkouding, naarmate men de gelegenheid, om koude te vatten, zorgvuldiger vermijdt. De oorsprong, daarenboven, van deze kwaal is niet altijd dezelfde; haar aard verschilt, en zij vereischt dus ook zeer verschillende geneeswijzen. Mijn voornemen is niet, deze bekend te maken, en mijne Lezers dus de middelen ter hand te stellen om zichzelven te benadeelen; ik wil hen alleen op eenige oorzaken opmerkzaam maken, waarop weinigen acht geven, om daardoor den ingewikkelden aard en het gevaar dezer ziekte, en tevens de noodzakelijkheid om ook hare behandeling aan deskundigen over te laten, te leeren kennen.
Niet elke hoest is verkoudheid, en niet alle verkoudheid gaat van een hoest vergezeld. Ieder weet, dat men ook in het hoofd verkouden zijn kan, zonder dat men behoeft te hoesten; en er zijn krampachtige hoesten, of zulke, die van scherpe stoffen afhangen, welke met de verkoudheid niets gemeen hebben. Om zich een duidelijk denkbeeld van deze ziekte te vormen, moet men haar in twee tijdperken verdeelen. In het eerste ontwaart men in dat deel, hetwelk de zitplaats der kwaal is, eene ongewone spanning, volheid en droogte; in het
| |
| |
tweede verdwijnen deze toevallen, en maken plaats voor de ontlasting eener min of meer scherpe stof, waarvan de hoeveelheid verschilt, en de uitlozing nu eens kort, dan weder langer duurt.
De verkoudheid is eene ontsteking, en de verschijnselen, die wij zoo even hebben opgegeven, zijn er een gevolg van. Elke ontsteking veronderstelt de sterke prikkeling van eenig deel, waardoor de toevloed van vochten grooter en de werkzaamheid der vaste deelen boven mate gespannen wordt. Dit laatste kan zoo wel door eene ware vermeerdering van prikkels, als door de te groote gevoeligheid van het orgaan, hetwelk den minsten, den gewonen prikkel zelfs niet verdragen kan, veroorzaakt worden. Wanneer er dus eene verkoudheid zal plaats hebben, zoo moeten de fijne vliezen van het reukorgaan, of die van de werktuigen ter ademhaling, op de eene of andere wijze overprikkeld worden. Velerlei omstandigheden kunnen daartoe aanleiding geven, waarvan ik nu alleen die wil opnoemen, waarop men het minst gewoon is te letten.
Velen houden zich, uit vreeze voor eene verkouding, wanneer het guur weder is, uit de lucht, ontwijken elken togt, bedekken zich sterk, vooral het hoofd. Dit alles is juist geschikt om verkouden te worden. De luchtwegen, aan een' zachten dampkring gewoon, worden door den snerpenden noordoosten-wind te feller ontstoken, ja gedoogen eindelijk niet eens eene frissche koelte. Vooral is het broeijen van het hoofd allernadeeligst, omdat deze overmatige en bestendige prikkeling de vochten in nog grooter overvloed daarhenen lokt, en de gevoeligheid dier deelen zoo zeer vermeerdert, dat zij den gewonen prikkel der lucht niet eens dulden. Op deze wijze ontstaat dan die spanning en ontsteking, welke men verkoudheid noemt. Van daar dat dezelve zoo veelvuldig gevonden wordt bij de vrouwen, welke het niet genoeg is hare hoofden met dik haar bedekt te hebben, maar hetzelve nog bovendien met mutsen en hoeden omsingelen.
| |
| |
Indien deze verkeerdheid meest eene zonde van bejaarde vrouwen zij, onze jonge dames bezitten de wonderlijke gave van hare huid zoo ongevoelig te maken, dat zij alle de eigenschappen van zacht zeemleer of cabret verkrijgt, ophoudt een werkzaam orgaan ter zuivering des ligchaams te zijn, en eene nieuwe bron van verkoudheid en, helaas! ook van longtering opent. Geweldige verhitting en plotselinge verkouding zijn in den winter bijna het dagelijksch lot van de huid eener schoone; en wie weet, welke watertjes en smeersels er gebruikt worden, om dat levenloos leder kleur en leven te schenken, en het inderdaad verder te verwoesten! Geen deel des ligchaams meer, laat de huid haar werk aan andere organen over; en het zijn vooral de longen, welke hetzelve opnemen. De stof, ter uitwaseming geschikt, vloeit met grooter drift derwaarts, en, door het geweld van dien stroom gedreven, geraken de werktuigen der ademhaling in dien staat van spanning en ontsteking, welke men verkoudheid noemt. Gelukkig, indien deze ziekte een minder fijn bewerktuigd, minder belangrijk orgaan aantastte! Maar de longen, ten naauwste aan het stoffelijk bestaan des ligchaams verbonden, en met het levensbeginsel in meer dan eene betrekking staande, slepen in hare verwoesting het geheele ligchaam mede. De geringe ongesteldheid, welke men verkoudheid noemt, is de verschrikkelijkste van allen, omdat zij het begin der longtering is; en zij is nog verschrikkelijker, omdat zij bijna altijd verzuimd wordt, omdat zij meest in een jaargetijde valt, waarin de Godin des Vermaaks den schepter zwaait, en omdat zij diegenen het zekerst treft, welke de slaven dier uitsporige Godesse zijn.
Al te lang heeft de Mode gewild, dat de vrouwen de schouders, tot laag in den rug, en den geheelen hals en boezem bloot moesten dragen. Ook dit is eene bron van verkoudheid. Door den zamenhang der bloed- en watervaten en der zenuwen van het inwendige der borst en de buitenste deelen, welke haar omgeven, moet, het- | |
| |
gene de huid dier deelen treft, nog veeleer naar binnen slaan. Door hunne ongevoeligheid en levenloosheid worden zij daarenboven ongeschikt, om de longen, bij eene al te hevige werking, te gemoet te komen, en de te sterke drift der sappen en te hevige prikkeling van daar te leiden. Niet zelden ziet men, na longontstekingen, uitwendige etterzakken op de schouderbladen, of in den omtrek der borst zelve, ontstaan, en daardoor de longen voor eene verettering bewaard. Deze weldadige pogingen der Natuur kunnen bij eene ongevoelige huid geen plaats hebben; en langdurige verkoudheden zijn ook daarom bij vrouwen veelvuldiger en gevaarlijker, dan bij mans.
Het zal velen belagchelijk voorkomen, dat ik onder de oorzaken der verkoudheid ook de overlading der maag en ingewanden telle. Doch alle de deelen van het menschelijk ligchaam zijn door zoo vele en zoo naauwe banden onderling zamengevoegd, dat nimmer een orgaan alleen lijdt, en dat het geweld, aan een derzelve bedreven, dikwijls op eene plaats, waar men zulks het minst verwachtte, nadeelige gevolgen na zich sleept. Er bestaat eene harmonie in het ligchaam, waardoor het levensbeginsel aan alle de deelen, naar derzelver vatbaarheid voor hetzelve, wordt medegedeeld, en waardoor de sappen, en vooral het bloed, zich in die zelfde evenredigheid verspreiden. Overal, waar, door eene gestadige en overmatige prikkeling, een orgaan sterker wordt aangedreven, wordt ook het leven in hetzelve grooter, en vloeit er het bloed met meer geweld heen. Door overmaat van spijzen en aanzettende specerijen geprikkeld, leiden de maag en de ingewanden der spijsvertering het levensbeginsel te sterk van andere deelen af, en het weldadig evenwigt wordt verbroken. Het leven en de aandrift der sappen, op die wijze, meer tot den onderbuik bepaald, verslappen de luchtwegen en de huid in hunne werkzaamheid, en houden op, die noodzakelijke zuivering der sappen te bewerken, waardoor dezelve voor de dierlijke
| |
| |
huishouding geschikt blijven. Daardoor wordt de aard dier sappen anders gewijzigd, en zij een ongewone en scherpe prikkel voor de fijne vliezen en vaten, waarin zij zich bevinden. Zoo ontstaan dan die pijnlijke zinkingen en die onoverwinbare aanleg tot verkouding, welke men bestendig door het broeijen en verhitten der huid en luchtwegen verjagen wil, en waarvan de bron en het voedsel alleen in het onderlijf zit, en alleen langs dien weg kan afgeleid worden. Afgemat door de overspanning, waarin zij gestadig zijn, houden eindelijk de werktuigen der spijsvertering op te werken. Met geweld stroomt nu het bloed naar de huid en de borstingewanden terug, doordien de scherpe prikkel daar aanwezig, al de kracht des levensbeginsels daar henen leidt. Hierdoor ontstaan bij zulke tafelvrienden roosachtige ontstekingen van de huid, de keel, de longen en andere omliggende deelen, en tevens eene verkoudheid, welke hardnekkiger is, omdat men haren oorsprong altijd op de verkeerde plaats zoekt. Men begrijpt dus hieruit ligt, dat de zuivering en versterking der onderbuiksingewanden, in verkoudheid, hebbelijke longontstekingen, en zelfs in het begin van allerlei soorten van longtering, welke niet een gevolg van een teringachtig gestel is, de weldadigste uitwerking kan hebben, en dat men de neiging tot zinkingen en verkoudheid het best door matigheid in spijs en drank verwinnen kan.
Wij zien door deze korte beschouwing op nieuw bevestigd, dat de kwalen der menschen meestal het gevolg zijn hunner verkeerde ingenomenheid met alles, wat van de Natuur afwijkt, hunner onoplettendheid omtrent de gemeenste dingen, en hunner zorgeloosheid in hetgene hun het naaste betreft, en waarvan de zorge de minste moeite kost. Het zou niet moeijelijk zijn, uit deze neiging onzer nature de liefde en genegenheid af te leiden, welke de beschaafde wereld voor de Geneeskunst bezielt, van welke zij echter bij elke gelegenheid verzekert een afgrijzen te hebben. In dit opzigt is zij geheel in tegenspraak
| |
| |
met zichzelve; want de beschaafde man doet geen' voetstap of de minste beweging, hij eet noch drinkt, hij slaapt zelfs niet, dan ten dienste der Priesteren van Eskulaap.
J.V. |
|