Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1812
(1812)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBijdragen omtrent Pestalozzi en deszelfs institut te Burgdorf.(Overgenomen uit de Allgemeine Reise-Encyclopädie, 2ten Bandes, 2 & 3tes Heft. Berlin bei c. salfeld 1810Ga naar voetnoot(*).)
Twee Pedagogen werden door de Deensche Regering naar het Opvoedings-Institut van pestalozzi te Burgdorf gezonden, om zich met de Leermethode van dezen vermaarden Man bekend te maken. Ik was een derzelven. Met de vrolijkste verwachtingen kwamen wij (op den | |
[pagina 69]
| |
15den Februarij te Burgdorf aan, waar wij in het Regthuis zeer wel ontvangen werden. Welhaast kwam de Kastelein ons berigten, dat pestalozzi zich liet aandienen. Deze merkwaardige Man is door soyaux en gruner zoo goed getroffen, dat ik bij hunne afbeeldingen weinig kan voegen. Hij kan bezwaarlijk meerder vertrouwelijkheid aan iemand hebben betoond dan hij aan ons deed, daar hij ons terstond zijn Institut openstelde en zijn huis en tafel aanbood. Het voorkomen van pestalozzi is ten hoogste onbehagelijk. Zijn gelaat, zijne kleeding, zijn geheel voorkomen en alle zijne bewegingen dragen daartoe bij. Door den last van 70 jaren en vele bekommeringen nedergebogen, gaat hij gewoonlijk, als of hij iets zocht; nu en dan loopt hij echter nog zoo snel, dat hij met gemak in vier uren eenen afstand van drie mijlen (zes uren) aflegt. Men kan intusschen zijnen gang bezwaarlijk aanzien, zonder ongerust te worden dat hij vallen zal. Zijn donkerbruin, door de kinderziekte zeer geschonden, gelaat is vol scherpe trekken en diepe rimpels, welke blijken geven van de gestadige inspanning van zijnen geest, en van de kommerlijke omstandigheden, in welke hij zich bevonden heeft. Men kan zich echter, omtrent het karakteristieke van pestalozzi's gelaat, bezwaarlijk bedriegen: van onder zijne zware, mannelijke wenkbraauwen vertoont zich een oog, dat eenen man aanduidt, wiens vastheid van wil en kracht zelfs bergen zou verzetten, wanneer zij zijne ontwerpen in den weg stonden. Men behoeft slechts eene enkele reis met hem gesproken te hebben, om overtuigd te zijn, dat men van hem met waarheid zeggen kan, dat hij het hart op de tong draagt. Hij komt een ieder te gemoet met eene bescheidene vertrouwelijkheid en gedienstige welwillendheid. Hij heeft de levendigheid en het vuur van eenen jongeling, en is daarbij openhartig en schertsend | |
[pagina 70]
| |
als een kind. Reeds op den eersten dag, toen ik hem te kennen gaf, dat ik verwacht had, hem meer somber, peinzend en menschenschuw te vinden, zeide hij: ‘Niemand kan meer in zijn leven gelagchen hebben dan ik;’ en ik kan dit zeer wel gelooven: want bijna altoos, als hij buiten zijn werk-vertrek was, vertoonde hij zich onder ons met een zeer opgeruimd gelaat. Bij den eersten opslag ziet men reeds, dat men hem, met regt, eene al te verregaande veronachtzaming der uiterlijke welvoegelijkheid te last legt. Hij draagt geene laarzen of pantoffels; maar toen hij naar Parijs wierd afgevaardigd, werd hij voorzien van een paar groote schoenen. Van dezen treedt hij nu den hiel neder, en bedient er zich van als pantoffels, wanneer hij thuis is, en als laarzen, wanneer hij ons geleidt naar zijne vrienden, of ons de menigvuldige wonderen der natuur in deze omstreken aanwijst. Deze schoenen zijn denkelijk niet zwart gemaakt, sedert zij van den schoenmaker kwamen. Rok, mantel, of linnengoed, heb ik aan zijn lijf niet gezien; maar een jas, die van boven tot beneden strekt en de velerlei gebreken van zijne ondérkleeding bedekt, is zijne alledaagsche en ook zijne zondagsdragt. Zijn haar wordt niet gekamd of gekort, maar hangt onachtzaam om het hoofd, en is gewoonlijk vol bedveren. In de stad gaat hij zonder hoed. Alleen des vrijdags heeft de barbier toegang tot hem, maar doorgaans slechts alle veertien dagen. De kousen hangen hem gewoonlijk op de hielen. Aldus toegesteld, ontvangt hij iedereen, wie het ook zijn mag, zonder dat het hem invalt, dat hij zich daardoor de ongunstige beoordeeling van velen op den hals haalt. In het slot, hetwelk hem door de Regering van Bern tot vestiging van zijn Institut is aangewezen, vonden wij omtrent tachtig jongelingen, van 6 tot 16 jaar, van onderscheiden landaard, godsdienst en stand. Alle de zes klassen, waarin zij afgedeeld zijn, waren, onder het opzigt van een' leermeester of kweekeling, in volle | |
[pagina 71]
| |
werkzaamheid. Na het onderwijs verzamelde zich de talrijke schaar op het plein van het slot, om te spelen; en daarbij ging het toen regt levendig en vrolijk toe. Over het geheel schenen de onderwijzers zoo wel, als de leerlingen, door een' goeden geest bezield te zijn; en de allerwegen heerschende zindelijkheid moest terstond in het oog vallenGa naar voetnoot(*). Burgdorf is de aanmerkelijkste stad in het Emmen-dal. Dit en de groote omvang van het slot, weleer de zetel van den Landvoogd, maakte de vestiging van dit Institut alhier bij uitnemendheid geschikt. Hoe bekoorlijk zijn hier de omstreken! De rivier de Emme, die aan het geheele dal den naam geeft, bespoelt den voet der rots, op welko het slot gebouwd is. De hooge ligging van het slot maakt het uitzigt onverbeterlijk schoon; doch de rots is zoo loodregt steil, dat het gezigt van deze verschrikkelijke diepte genoeg was, om een onzer landslieden af te schrikken om zijnen zoon in het Institut te laten, ofschoon hij hem alleen met dat oogmerk derwaarts gebragt had. De Katholijke kweekelingen uit het Institut van pestalozzi zijn gewoon de Mis bij te wonen te Soleure (Solothurn). De weg daarheen loopt langs de Emme, door het aangename vruchtbare Emmen-dal. De stad schijnt aan den voet van het gebergte Jura te liggen, welks ontzettende rotsklompen al wat beneden ligt vreesselijk schijnen te bedreigen. Wanneer men echter tot aan de poort genaderd is, bemerkt men dat zich nog vóór dezelve eene aangename vlakte uitbreidt, welke door | |
[pagina 72]
| |
de Aar en onderscheidene beken doorsneden, en met vele gehuchten, kerken, kloosters en lustplaatsen aangevuld is. Reeds eer men aan de poort komt, bespeurt men dat men in een Katholijk land is. De weg is bedekt met kruisen, en even zeer met menschen, die, meer devoot dan bezig, in hunne zwarte nationale kleederdragt, met ringen in de ooren, het kruis op de borst, en den rozenkrans in de hand, hunnen weg gaan. In de stad zelve vertoont zich zulks nog duidelijker; te weten, in uiterlijke statigheid, in een gedurig bezoek der kerken, en in de devotie, met welke men de menigvuldige op de straten omzwervende geestelijke lediggangers bejegent; gelijk mede in de talrijke beelden, op de muren afgebeeld, boven de deuren gehangen, en in de vensters geplaatst. Ten aanzien van het Mislezen zegt ebel, dat zulks in het Kanton Soleure zelfs geschiedt voor zieke koeijen en geiten! Voorts kan men bij denzelven omtrent dit een en ander omstandiger berigten vinden. Nog onlangs werd door het Sitten-tribunal (Vierschaar der goede zeden) eenen leerling van pestalozzi, die in Soleure eene school had opgerigt, het land ontzegd, omdat hij eene en andere kerkelijke plegtigheid verwaarloosdeGa naar voetnoot(*). Op onze terugkomst verraste ons vader pesta- | |
[pagina 73]
| |
lozzi te Kilchberg, en reed vervolgens met ons naar buis. Zie hier nog eenige bijzonderheden, hem betreffende. Pestalozzi spreekt zeer ras, in een beeldrijken stijl, en met den Zuricher tongval. Als zijn gesprek levendig wordt, is zijne stem zeer luid en zijne uitdrukking vol kracht, verzeld van vele bewegingen met armen en handen. Hij houdt het echter niet lang uit op dien voet, of met eenig gesprek; want hij heeft geen duur, en zijne denkbeelden vliegen van het eene op het andere. Dikwijls neemt zijne luim eene satyrieke wending. Zoo hoorde ik hem eens in gezelschap van een Roomschen geestelijken het welvaren van den echtenstaat instellen en drinken. Hij spreekt gaarne: waar echter twee woorden toereikend zijn, gebruikt hij er zeker geen meerdere. Alle zijne aanmerkingen zijn treffend en oorspronkelijk. Van Herbart's Entwiokelung des A.B.C. zeide hij: ‘Herbart's driehoek is de vierhoek van de groote wereld.’ - Eens kwam pestalozzi, geheel met stof bedekt, bij wieland, om hem een opstel voor te lezen, dat hij bij zich had. Hij las het voor, en ging intusschen de kamer op en neêr. Wieland hoorde toe, maar was hem gestadig met een borstel op de hielen: daarop zeide hij: ‘Had men mij vroeger zoo vriendschappelijk geborsteld, als gij nu doet, zoo was ik geen zwijn geworden!’ - In een vriendenrol schreef hij: ‘Leer verachten; maar leer met wijsheid verachten. Veracht met nadruk den trotschaard, en hef den zwakken met waardigheid op.’ - In een' brief aan mij zegt hij onder andere: ‘Het slot Burgdorf heeft geen welgevallen meer aan ons verblijf. 't Is het Huis des Heeren (des Landvoogds) geweest, en zal wederom het Huis des Heeren worden. Of men ons een ander verblijf zal geven, weten wij nog niet; maar wij gelooven het. Eigenlijk trek ik mij dit niet grootelijks aan. Ik vertrouw dat mijn ei welhaast zal uitgebroed zijn; en als het zoo ver is, | |
[pagina 74]
| |
bekreunt er zich zelfs de geringste vogel niet veel meer om, of zijn nest door de jongens uit den boom gesmeten worde.’ Niettegenstaande zijne werkzaamheid, is hij echter altoos voor vreemden te spreken; want niets verstaat hij minder, dan zich, door terughouding, aanzien te verschaffen. Vindt men hem echter in bezigheid, zoo is zijn uitzigt een weinig wild en te onvrede, en er zijn eenige oogenblikken noodig, eer hij zich kan herstellen. Zoo hij zich op den dag niet geschikt gevoelt tot het werk, dat hij voorheeft, arbeidt hij des nachts, en schikt zich in het dagelijksch leven even weinig naar de klok, als in zijne kleeding naar de mode. Zijne wijze van arbeiden is even zoo origineel als hij zelf. Wanneer hij iets regt wil doordenken, legt hij zich, zoo als hij gaat en staat, te bed, en dicteert. De gedachten komen dan even zoo afgebroken op het papier, als zij hem ingevallen zijn; maar vervolgens leest hij het over, en dicteert op nieuw; en dit gaat zoo lang voort, tot dat hij voldaan is. Hij leest of schrijft niet meer zelf; ook verstaat hij zich niet op het onderwijzen der kinderen, waartoe hem het vereischte geduld ontbreekt; maar de Godsdienstoefeningen, des morgens en des avonds, verrigt hij zelf. In den hoogsten graad bezit hij de liefde tot het Vaderland, die allen Bergbewoneren eigen is; en zijn eigenlijk doelwit is, een nieuw geslacht te vormen, dat de oude Zwitsers in deugd gelijk zij. Gestadig heeft hij zich voor het welzijn zijner medemenschen opgeofferd. Door geboorte en talenten had hij aanspraak op aanzienlijke eerambten; maar niets was bekorend voor hem, dan hetgene ware roem verschaffen kan. Alle zijne menigvuldige huisgenooten beminnen hem; van allen wordt hij vader genoemd. Wat zijne Leerwijze betreft, daarover heeft de ondervinding uitspraak gedaan. Onder alle kweekelingen in zijn Institut, hoe onderscheiden ook in ouderdom en vatbaarheid, vond ik het talent van waarnemen, en zich over het waargenomene wél uit te drukken, krachtig | |
[pagina 75]
| |
ontwikkeld; daarbij eene vaste hand en een geoefend oog, waardoor zij in staat waren, zonder eenige bijkomende hulp, de figuren en beelden te teekenen, die zij zich zelf voorstelden, of die hun door anderen wierden voorgesteld; gelijk ook een fijn gevoel van evenredigheid en betrekkelijkheid, benevens eene vaardigheid om de ingewikkeldste mathematische voorstellen voor de vuist op te lossen; en dit met eene snelheid en vastheid, welke een ieder verwonderen moet. Voor 't overige waren zij bezield met een opgeruimden, kinderlijken zin, vol zelfvertrouwen en verwachting van zichzelven, vol moeds om eenig ontwerp te vormen, en vol standvastigheids om het ten uitvoer te brengen. Zij waren onder elkander welwillend en vreedzaam, verlieten zich op hunne onderwijzers, die hun gansche vertrouwen bezaten, en hadden een gevoel voor al wat waar en regt is, in zoodanigen hoogen graad, als ik dit maar zeiden in eenig ander Institut heb waargenomen. In den jare 1803 had Burgdorf zijn schitterendste tijdvak: want onder de duizenden, welke in dien zomer Zwitserland doorkruisten, waren er slechts weinigen, die pestalozzi niet bezochtenGa naar voetnoot(*). Geen dag ging er | |
[pagina 76]
| |
toen voorbij, dat het slot niet opgevuld was met vreemdelingen, waarvan zich verscheidene een geruimen tijd alhier ophielden, gelijk wij, ten einde zich bekend te maken met 's Mans Leerwijze. Deze bezoeken gaven aanleiding tot belangrijke kennismakingen, maaltijden en menigvuldige uitspanningen. Pestalozzi, ofschoon anders de man niet daartoe, moest nu dikwijls aan de vleijende uitnoodigingen toegeven: thans werd zijn haar gehavend, zijn baard geschoren, zijne schoenen werden schoongemaakt; witte zijden kousen, zuiver linnengoed, en kleederen naar den hedendaagschen trant, maakten nu, dat hij waarlijk zich zelf niet meer geleek. - Te Burgdorf won men door deze bezoeken zeer veel, en men had gaarne het Institut hier langer gehad. |
|