hebben. Eenige dagen geleden, ontving ik van hem dit billet: Men zal u voorzeker gezegd hebben, dat ik bij u aan huis geweest ben; wij hebben elkander sedert lang uit het oog verloren; gij weet mijne redenen, de uwen zijn mij bekend; ik ben in dit geval zeer ongelukkig geweest, en gij hebt niet wel gedaan mij te vergeten; ik wacht u morgen op het ontbijt, om u dit te doen bekennen; wij zullen alleen zijn.
Ik was de man niet, om mij voor de tweede reize te laten vragen, en, vervuld met het genoegen, hetwelk ik mij van dit vriendelijk bezoek beloofde, begaf ik mij naar het hôtel van ***, gekleed op mijne gewone en eenvoudige wijze. Ik had, zoo als men zien zal, niet berekend de ongelegenheden, waarin mijne eenvoudige kleeding mij brengen zoude. Ik woon verre af van het uiterste einde van de voorstad St. Honoré, en veegde mij het voorhoofd af, op het oogenblik dat ik de groote deur binnen trad. Een vlegelachtige looper, bezig met een kameniertje te stoeijen, wierp mij haast om verre, door de drift, met welke hij zich trachtte meester te maken van het juffertje, hetwelk zich zonder de minste pligtpleging achter mij kwam verschuilen. In plaats van mij eenige verontschuldigingen te maken, op welke ik gerekend had, bekeek de lomperd mij van het hoofd tot de voeten, wierp zijn stok in de hoogte, en begon luidkeels te lagchen, zonder de hem toegedachte vermaning af te wachten. Op het voorplein gekomen zijnde, keek ik rond naar het verblijf van den portier; een stalknecht, bezig een rijtuig te reinigen, bespatte mij van het hoofd tot de voeten; ik toonde mij verstoord, en kreeg op mijne verwijting alleen met eene zeer barsche stem ten antwoord: Spreek met den huisbewaarder! Deze opende eene groote glazen deur, den toegang tot eene zuilen-galerij verleenende, en vroeg mij op een allervermetelsten toon, waarom ik was binnen getreden zonder iemand toe te spreken. Ik hield mij in, en antwoordde zeer koeltjes, dat ik geen opschrift bespeurd had, waaraan ik het verblijf van den portier zoude nebben kunnen onderscheiden. - Er is hier geen verblijf voor een portier, en ook geen portier, maar eene woning voor den huisbewaarder, verstaat gij mij? - ‘Huisbewaarder? wel nu, het zij zoo (hoezeer deze benaming met uw persoon weinig overeenstemme); men moet echter in allen geval
weten, waar men dien