nigen slechts, waarop wij eene andere beantwoording, dan de Schrijver geeft, verwacht hadden. Daarenboven heeft dit Hollandsche werk nog een gebrek, hetwelk de geleerde Vertaler had kunnen en, hij houde ons zulks ten goede, had behooren te verhelpen. Deze toch had hier de eerste hoofdstukken niet letterlijk moeten overbrengen, maar melding maken van die veranderingen, welke door latere wetten en besluiten in onderscheidene zaken en inrigtingen, na de uitgave van het werk van le page, gemaakt zijn. Men stoot hier overal op onnaauwkeurigheden, op benamingen en uitdrukkingen, die thans niet meer bekend zijn, en eenige rubrieken zijn ten hoogste onvolledig. Wij kunnen dit alles niet aantoonen. Ten bewijze strekke dit weinige. Men vindt hier de benaming van Hoven van appél, in plaats van Keizerlijke geregtshoven, van Directeur der gezworenen, welke ambtenaar is vervangen door den Regter van instructie, van wien nergens melding wordt gemaakt. Men leest hier verder, dat de Keizerlijke procureur zijne stedehouders (substituten) heeft, wanneer de Regtbank uit verscheidene afdeelingen bestaat, zonder dat er gezegd wordt, dat dáár, waar de Regtbank geene afdeelingen heeft, één substituut - procureur aanwezig is. Hier
wordt geleerd, dat de Vrederegter kennis neemt van overtredingen, welker bepaalde straf de waarde van drie dagloonen, of van drie dagen gevangenis, niet te boven gaat, niettegenstaande het straf-wetboek de boete tot 15 francs en den tijd van gevangenis tot vijf dagen uitstrekt. Ook wordt hier van onderscheidene werkzaamheden en pligten des Vrederegters, welke hem bij verschillende wetten en besluiten zijn opgedragen, geene melding gemaakt. De afdeelingen van de Advocaten en Notarissen zijn mede zeer onvolkomen. Bij de regelen, ter verklaring van het Wetboek, hadden nog gemakkelijk een groot aantal, even belangrijke, kunnen gevoegd worden. De volgende drukfeilen hebben wij opgeteekend: Bladz. 40. Wetgevers voor Vrederegters. Bladz. 187.