Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1812

Godsdienstig Huisboek, of korte Voorstellen over verschillende Onderwerpen voor Christelijke Huisgezinnen, door W.G. Reddingius, Predikant te Dronrijp. Te Groningen, bij W. Zuidema. In gr. 8vo. 376 Bl. f 2-10-:

De arbeidzame reddingius was van oordeel, dat er nog geen te groote voorraad onder ons voorhanden is van Godsdienstige Huisboeken, of zoodanige werken, welke derwijze zijn ingerigt, dat dezelve in de Christelijke huisgezinnen, door de huisvaders of anderen, gevoegelijk kunnen worden voorgelezen, ten einde die huisgezinnen daardoor een eenvoudig en duidelijk onderrigt omtrent gewigtige waarheden en pligten ontvangen mogen, en tevens opgeleid worden tot de beoefening van ware, Evangelische deugd en godvrucht. Hij sloeg daarom handen aan 't werk, en wel voornamelijk uit aanmerking van het uitgebreide nut, dat door zulke stichtelijke geschriften kan worden uitgewerkt. Hier en daar, zegt hij, bij het opstellen van dit Huisboek, iets uit Hoogduitsche, nog niet in onze taal overgebragte schriften, meestal in eene vrije navolging, overgenomen te hebben, zonder evenwel de Schrijvers te noemen, of aan te wijzen, wat en waar hij iets nagevolgd hebbe.

[p. 716]

Het werk is afgedeeld in veertig Voorstellen, ieder van ongeveer acht of negen bladzijden, in welke eene aangename verscheidenheid van nuttige en belangrijke onderwerden verhandeld wordt, wier stichtelijke overdenking in Christelijke huisgezinnen niet dan welkom kan zijn. Ook is de wijze van behandeling niet ongepast. De aangehaalde Bijbelplaatsen worden doorgaans, daar het noodig scheen, oordeelkundig verklaard, de leeringen van den Christelijken Godsdienst bevattelijk uitgelegd, en het nuttig gebruik derzelven, ter dagelijksche betrachting van Christelijke deugd, met gemoedelijken ernst, verstandig aangewezen. Men vindt ook achteraan nog een vijf-en-twintigtal Aanteekeningen, tot nadere opheldering of bevestiging van deze en gene gezegden.

De schrijfstijl zou, over het geheel, met behoud van vereischte duidelijkheid, wel wat minder omslagtig, en de geheele wijze van behandeling ook nog wel eenigzins anders hebben mogen ingerigt geweest zijn, om zoo wel van hen, die meer geoesende zinnen hebben, en vaste spijze verdragen kunnen, als van den grooten hoop van bekrompene en nog weinig opgeklaarde verstanden, met genoegen gebruikt te worden.