van 29 Wereldligchamen, en daar nu elke Ster eene Zon is, zoo zijn er meer dan vijftien millioenen Zonnen; hoe veel millioenen Werelden zijn er dus niet in het Heelal!
V. Wat moet het Heelal nog meer in onze gedachten vergrooten?
A. Als wij daarbij bedenken den onafmeetbaren afstand, op welken deze millioenen Zonnen en Werelden van elkanderen geplaatst zijn, en de groote ruimte, welke zij doorloopen; waarbij zelfs de afstand van Uranus van omtrent 400 mill. mijlen als niets te rekenen is; hoe onnagaanbaar groot wordt dan niet de Hemelruimte!
V. En alle deze millioenen Werelden worden bewoond?
A. Dit eischt de wijsheid en de goedheid van God, zoo zigtbaar in alle zijne werken: want waar slechts loopbanen mogelijk zijn, daar rollen wereldligchamen, en waar zich maar wezens gelukkig kunnen bevinden, daar zijn ook wezens.
V. Welke algemeene eigenschappen heeft het Heelal?
A. Die zijn zeer vele; onder andere ontdekken wij eenheid, verscheidenheid, orde, sierlijkheid, verband en zamenstemming in alle Gods groote werken.
V. En wat besluit gij hieruit?
A. Dat een heilig Dichter oudtijds te regt gezongen heeft: ‘De Hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt zijner handen werk. - Hoe groot zijn alle uwe werken, ô Heer! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; de Aarde is vol van uwe goedheid.’
V. En welk eene verpligting vloeit hieruit voort?
A. Om met een opmerkzaam oog en eerbiedig hart gedurig den Hemel te aanschouwen, en in zijne stille majesteit den Schepper te bewonderen, volgens de vermaning Jezaïa XL: 26. ‘Heft uwe oogen op omhoog, en ziet wie alle deze dingen geschapen heeft, die in getallen haar heir voortbrengt, die ze alle bij name roept, van wege de grootheid zijner krachten, en omdat hij sterk van vermogen is, daarom wordt er niet een gemist’
Wij hopen, dat dit boekje algemeen bekend en gebruikt worde; dat het in de huisgezinnen naast de leerboeken in de eerste beginselen van den Godsdienst eene plaats bekleede, en dat men den kinderen uit beide eene taak ter leering geve: het kan niet anders, of het moet den leerlust der weetgierige