eene der moeijelijkste en gewaagdste ondernemingen houden, daaraan de hand te slaan. Zulk een boek niet slechts in eenen voor het volk bevattelijken, maar ook in eenen aan het volk behagenden stijl te schrijven, moge nog aangaan voor de eenvoudigste onderwerpen der Natuurkunde; maar hoe, ten aanzien der werktuigkunde, der botsing, der aantrekkingskracht en van den op dezelve gegronden loop der hemelbollen, de wetten der straalbreking en van het terug gekaatste licht, de waterweeg- en waterloop-kunde? die alle zoo zeer in het wiskundige loopen, en zonder meetkundige kennis onmogelijk regt verstaan kunnen worden; en welke kennis men echter bij de volksklasse, die het meeste belang bij een zoodanig geschrift heeft, niet kan vooronderstellen; - wij zwijgen nog van het gemis der proefnemingen.
En voorondersteld zelfs, het werk is nu dáár, en alle deze geopperde zwarigheden zijn zoo goed mogelijk overwonnen; zal het dan doel treffen? zal het in der daad wanbegrippen, vooroordeel en bijgeloof weren? - wij vragen niet, of het dit kan, maar of het dit zal doen? Menschkundig beschouwd, gelooven wij, ten aanzien der groote menigte, zeer weinig: want toch, men zegge iemand, die aan spoken, tooverij, voorbeduidselen en dergelijke dwaasheden gelooft, dat er een werk is uitgekomen, 't geen, op natuurkundige gronden, het onmogelijke van het bestaan van spoken enz. aantoont; de kracht der vooroordeelen is zoo groot, dat zulk eene aankondiging meer geschikt is, om, van dat oogenblik af aan, het bijgeloof te hardnekkiger te doen aankleven, op grond van eene menigte duizendmaal verhaalde spook- en toover-historien, dan wel om de waarheid bedaardelijk te onderzoeken en zich redelijk te laten onderwijzen: men verklaart hem, die daartoe zou willen helpen, voor een vrijgeest of nog iets ergers: wij beroepen ons op de ondervinding.
Moest dan dit stuk niet geschreven zijn? - hierover straks nader. Doch, om den Lezer geene verkeerde denkbeelden in te boezemen, moeten wij terstond aanmerken, dat wij door het gezegde geenszins bedoelen, dit werk, 't welk voor ons ligt, en door ons met een zoo uitnemend genoegen gelezen is, bij voorraad te doen minachten; maar in tegendeel, om, door het plaatsen der zwarigheden op