het Iste de geschiedenis en den tekst toelicht, het IIde over de karakters, opmerking van de Goddelijke Voorzienigheid in het verhaalde, en eigenaardige leeringen, daaruit op te maken, handelt; terwijl het IIIde de toepassing, bijzonder voor zijne hoorders, uitmaakt.
Zij, die de aanmerkingen van wijlen den beroemden hamelsveld over Ruth met de eerste afdeelingen van dit viertal Leerredenen vergelijken, zullen zich misschien met ons eenigzins verwonderen, dat de Eerw. kist in het voorberigt niet de minste melding gemaakt hebbe van dezen zijnen voorganger, van welken hij nogtans ons toeschijnt zeer veel ontleend te hebben; hoewel men tevens met genoegen den ongedwongen en behagelijken trant zal waarnemen, waarop de kundige Leeraar voor zijne hoorders den Bijbel ophelderde. Bovenal, echter, geviel ons het karakterkundige en stichtende, dat in de volgende deelen van iedere Redevoering, zoo rijk, als welgepast, boudig en waarlijk treffend, gevonden wordt. Gaarne wilden wij hieruit iets, betrekkelijk tot de hoofdbedoeling van het werkje, overnemen voor onze Lezers; dan wij vreezen te wijdloopig voor ons bestek te worden, of wel een schoon geheel te verminken, door het uitrukken van een gedeelte. Ook willen wij ongelukkigen, die troost zoeken, of in het belangrijk stuk des huwelijks den raad van kist wenschen te hooren, geenszins van den vollen stroom afhouden, door hen te doen vertoeven bij eenen enkelen daaruit ontleenden tak. Neen! liever bepalen wij ons tot iets anders. Bekend is het, hoezeer het boek Ruth is misduid en mishandeld door de ligtvaardige spotternij van voltaire en anderen van dien stempel. Reden genoeg, dat kist, schoon van ter zijde, de verdediging dier gewijde Geschiedenis tegen het Ongeloof als Leeraar op zich nam in een werkje, voor huisgezinnen en familien in onzen tijd geschreven. Tot eene kleine proeve nu van stijl en voordragt, willen wij onze allezins hartelijke aanprijzing dezer voortreffelijke Leerredenen besluiten met navolgenden aan-