| |
| |
| |
A.G. Daubanton, Nieuw Praktikaal Handboek voor Vrederegters, derzelver Griffiers en Deurwaarders; met Formulieren van alle Acten derzelven, benevens het Tarif der Geregtskosten van Acten en Vacatien dezer openbare Ambtenaars. Naar de tweede door denzelven nageziene en verbeterde uitgave. Uit het Fransch vertaald en met een Aanhangsel vermeerderd door Mr. P.J.B.C. van der Aa, Advocaat te Leyden. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon. 1811. In gr. 8vo. f 3-12-:
Onder de Fransche Regtsgeleerden, die de nieuwe wetgeving ophelderen en door formulieren in praktijk brengen, munt zekerlijk daubanton uit. Hij behoort tot die Schrijvers, welke hun onderwerp meer duidelijk dan grondig behandelen, en minder bij voorkomende zwarigheden geraadpleegd, dan in de dagelijksche praktijk gebruikt kunnen worden. Zijne uitgegevene Dictionnaires, Formulaires généraux, zijn Traité-prâtique du Code d'Instruction Criminelle, en zijn voor ons liggend Handboek voor Vrederegters, toonen alle, dat hij zich ook inderdaad meer tot doel gesteld heeft, om de toepassing der nieuwe wetten gemakkelijk te maken, dan wel, om de zwarigheden in de wetten te verzamelen, dezelve op te helderen en grondig te commentarieren. Zulke boeken worden er thans ook schaars gevonden, daar men zich te weinig tijd schijnt te vergunnen, om grondig en wel doordacht te schrijven. Het eene werk verdringt het andere. Het is alleen uit de menigte der boeken, dat men het goede kan verzamelen, en dan nog is de oogst dikwijls gering en voldoet niet aan de behoefte.
Daubanton's Handboek is een bruikbaar en nuttig werk, doch niet systematisch genoeg geschreven. Wij oordeelen, dat dit in een manuale of handboek een hoofd- | |
| |
vereischte is. Zulk een werk moet in orde en regelmatigheid uitmunten, omdat juist daardoor het geheugen ondersteund en de dagelijksche bruikbaarheid van het boek bijzonder bevorderd wordt. Alles moet op zijne plaats, alles moet in orde staan. Dan ziet men het geheel gemakkelijk over, en vindt spoedig het stuk, dat men begeert. Om zoo kort mogelijk te toonen, dat in dit Handboek de vereischte orde niet heerscht, zullen wij slechts eenige stukken opgeven, die, naar ons inzien, niet op hunne plaats staan. Na de werkzaamheden der Vrederegters in het algemeen zeer beknopt te hebben voorgedragen, begint het werk met de Extraordinaire Jurisdictie der Vrederegters, en daaronder wordt de Bevrediging gebragt, die vooraf bij den Vrederegter moet beproefd worden. Waarom is deze jurisdictie niet ordinair? Of is het niet overeenkomstig eenen algemeenen regel, bij de wetten bepaald, dat de partijen tot dat einde voor den Vrederegter verschijnen moeten? De gevallen, waarin zij van deze verpligting ontslagen worden, zijn extraordinair, omdat zij van den gewonen of gemeenen regel afwijken. De recusatie van eenen Vrederegter, een punt, dat bij de Regtbank ter eerster instantie, onder wier ressort de Vrederegter behoort, beslist moet worden; het verhaal nemen op Vrederegters, dat gebragt moet worden voor het Hof van appel van het ressort; de appellen van de vonnissen der Vrederegters, en dergelijke stukken meer, worden verkeerdelijk onder de rubriek van ordinaire jurisdictie behandeld. Daarenboven zijn er werkzaamheden aan de Vrederegters opgedragen,
welke wij ons niet herinneren in dit Handboek vermeld te hebben gevonden; zoo als, om slechts iets te noemen, het innemen der processen-verbaal van de Beambten der Douane over de door hen gedane aanhalingen, in gevolge de wet van den 9 Floréal, het 7de jaar, Tit. 4, art. 10. Ook zien wij niet, waarom een en hetzelfde stuk somtijds tweemalen, met aanhaling van dezelfde wetten en inlassching van dezelfde formulieren,
| |
| |
behandeld wordt, gelijk het verhaal op de Regters, dat op bl. 93 onder de ordinaire jurisdictie is gebragt, met opgave van den inhoud van art. 505 tot 512 van den Code de procéd. en met inlassching van een formulier van eene requisitie of een verzoek, ten einde van regtsweigering te doen blijken - hetwelk mede op bladz. 298 behandeld wordt, wederom met opgave van den inhoud van art. 505 tot 513 van den Code de procéd. en met inlassching van ten naastenbij hetzelfde formulier. In gevalle men de beknoptheid, zoo noodig in een Handboek, had willen behartigen, dan had men dit stuk, het zij het regtsmiddel tegen eenen Vrederegter, het zij tegen eene Regtbank aangewend wordt, onder ééne rubriek moeten brengen, bijaldien men al niet begreep, dat het verhaal op eene Regtbank in dit werk eigenlijk niet behoorde.
De kundige Vertaler heeft eenige werkzaamheden van de Vrederegters, die in het Handboek van daubanton vergeten waren, in zijn Aanhangsel opgeteekend. Daarenboven was het nieuwe Wetboek der criminele proces-orde na de tweede uitgave van dit Handboek in het licht verschenen, en daardoor de werkzaamheden der Vrederegters aanmerkelijk vermeerderd en veranderd: zoo dat het den Vertaler, en met regt, noodzakelijk voorkwam, om dezelve in een aanhangsel op te geven en daarbij de noodige formulieren te voegen. - De vertaling van het werk zelve is over het algemeen zeer wél uitgevallen. Hier en daar treft men echter sporen van overhaasting aan, waardoor sommige plaatsen zelfs onduidelijk zijn geworden. Zoo komt het ons voor, dat de Heer van der aa het 105 art. van den Code de Commerce te letterlijk heeft vertaald. Moet niet ieder, die leest: ‘Het ontvangen der vervoerde goederen en de betaling der prijs van het voertuig doen alle mogelijke actie tegen den voerman te niet’ - opmaken, dat door de betaling van den prijs der kar, waarmede de goederen vervoerd zijn, de actie tegen den voerman ophoudt? Evenwel spreekt de wet hier alleen van den vrachtprijs, of het vrachtloon, en
| |
| |
geenszins van den prijs van het voertuig zelve. Het Fransche idiotisme gedoogt in het oorspronkelijke de uitdrukking van prix de la voiture, voor vrachtloon; maar in onze moedertaal kan men hier geene letterlijke vertaling bezigen.
Voor dat wij deze beoordeeling sluiten, houde men ons nog eene algemeene aanmerking opzigtelijk de formulieren ten goede. Dezelve bestaat daarin, dat de formulieren, naar ons inzien, veelal te omslagtig en te uitgebreid zijn, en somtijds door het inlasschen van daadzaken, tegen de stellige vordering van de wet, gevaarlijk voor de verschilhebbende partijen zelve zijn, of althans aanleiding tot eene chicaneuse behandeling van regtszaken geven. Met één voorbeeld willen wij onze aanmerking ophelderen en bevestigen. In het procesverbaal van den Vrederegter, ook in het geval, als de partijen niet bevredigd worden, moet, volgens daubanton en anderen, het zeggen der wederzijdsche partijen gebragt worden, - iets, dat de wet niet beveelt, en ook zeer gevaarlijk voor de twistvoerenden zelve kan zijn. Immers, zal het weldadig oogmerk van den Wetgever (en wie zegent deze goede inrigting niet?) bereikt worden, dan moeten de partijen zich vrij over hun verschil kunnen uitlaten, en de middelen, welke hen zouden kunnen bevredigen, openleggen, zonder bevreesd te zijn van kwalijk begrepen te zullen worden, van een onvoorzigtig woord te spreken, of te veel aan zijne tegenpartij toe te geven. Deze vrees zal de praktizijn zelfs niet alleggen, wanneer hij weet, dat alles, ten minste het hoofdzakelijke, geboekt wordt; en hoe veel te minder kan men zulks verwachten van eenen burger, die van den gang des regts onkundig is, en gaarne (zoo de vrees, van zichzelven nadeel te zullen doen, hem niet weêrhield) rond uit de borst zoude willen spreken, om met zijne tegenpartij bevredigd te worden. Als de twistenden niet overtuigd zijn, dat zij onbelemmerd kunnen spreken, an dat hunne voorstellen hen naderhand niet zullen bena- | |
| |
deelen, dan is de bevrediging zeer moeijelijk, en de edelste werkzaamheid van den Vrederegter verlamd. Het zoude daarom, naar ons gevoelen, beter, voorzigtiger en meer overeenkomstig met het vaderlijk doel
van den Wetgever zijn, dat men in het proces-verbaal van non-conciliatie de gezegden der partijen niet bragt, maar daarin alleenlijk te kennen gaf, dat de Regter, na partijen te hebben gehoord, vruchtelooze pogingen ter bevrediging had aangewend. Dit onderwerp verder uit te breiden, ligt buiten ons bestek. Het aangevoerde zij alleenlijk een wenk, om met voorzigtigheid gebruik te maken van die zee van formulieren, waarmede wij overstroomd worden. |
|