Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1812
(1812)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKorte opgave van de regte verklaring der H. Schriften, volgens de bekende Brieven van Philadelphus, (Bosveld) over den Kinderdoop; benevens de gewigtige gevolgen daar van, in de Godgeleerdheid. Door een Vriend der Waarheid. Te Leeuwarden, bij P. Wiarda, 1811. In gr. 8vo. 68 Bl. f :-12-:De ongenoemde Schrijver van dit stukje meent aan ongeletterden, die een groot werk van omtrent 700 bladzijden niet lezen kunnen, geen ondienst gedaan te hebben, door de vervaardiging van dit uittreksel uit de Brieven, door wijlen den Dordschen Kerkleeraar p. bosveld, onder den naam van Philadelphus, voor ruim vijf entwintig jaren in het licht gegeven. Hij is zeer ingenomen met de denkwijze van dien kundigen man over het zoogenaamde Genade - verbond, welk God met de Christenen, als met een Christen - volk, gelijk eertijds met gansch Israël, zal aangegaan hebben, en alzoo ook over het Ko- | |
[pagina 343]
| |
ningrijk en de Gemeente van Christus, waartoe alle gedoopte Christenen behooren, over derzelver benaming in de Apostolische Brieven, uitverkorene, geroepene, geloovige, geheiligde en dergelijke; en stelt er groot belang in, dat deze denkbeelden in de Gemeenten meer bekend en aangeprezen worden. Of dit boekske daartoe wel zeer veel zal bijdragen, komt ons twijfelachtig voor. Ongeletterden, die met het werk van Philadelphus nog niet bekend zijn, zullen er niet gemakkelijk mede te regt komen. De aanvang reeds: ‘Dit gewigtig stuk, waarvan het regte verstand van den geheelen Bijbel voornamelijk afhangt, zal ik eerst trachten te bewijzen, en dan, in de tweede plaats, daaruit eenige leeringen en lessen, van zeer veel belang, zoeken af te leiden. De waarheid dezer zoo belangrijke stelling (welke stelling, wordt niet gezegd) zal ik eerst bewijzen uit de Brieven van Philadelphus, en er dan nog eenige bewijsgronden bijvoegen;’ deze aanvang is reeds zoo vreemd, en 't geen bl. 2-4. tot zoogenaamde voorafgaande opheldering moet dienen, zoo oppervlakkig, dat wij vreezen, of ongeletterden door deze opgave alleen wel achter het geheim zullen geraken. De geheele daarop volgende bewijstrant, die van bladz. 4 tot 35 voortloopt, is ook verre van geschikt te zijn voor ongeoefenden. Het is vervelend, vele bladzijden in éénen adem, eer men eenig rustpunt aantreft, (en dat gebeurt ook maar zeer zelden) te moeten voortlezen. Wij achten de denkbeelden van Philadelphus, over de genoemde onderwerpen, aan de Lezers van ons Maandwerk bekend genoeg, en daarom onnoodig te zijn, om een uittreksel uit dit uittreksel te gevenGa naar voetnoot(*). Dit alleen willen wij nog berigten, dat de Schrijver zich niet vergenoegt met de opgave en verdediging van de wijze, waar- | |
[pagina 344]
| |
op Philadelphus deze en gene Bijbelsche spreekwijzen uitlegt; maar ook vervolgens beweert, dat, naar deze wijze van denken, verscheidene waarheden, welke eertijds onder de Protestanten in geschil waren, beslist en in een duidelijk licht geplaatst worden, en dat dit leerbegrip eenen allerheilzaamsten invloed op ons geloof en op onze deugdsbetrachting heeft. Namelijk de regte begrippen, niet alleen van doop en avondmaal, maar ook van verkiezing tot zaligheid, de uitgestrektheid der verzoening, de leer van 's menschen onmagt, bekeerende genade, volharding der heiligen, de waarschijnlijkheid, dat de meeste menschen zullen zalig worden, en wat hiermede verder in verband staat. |
|