gen wij dit werk onder de zoodanige rangschikken. Wat toch het dichtstuk zelve betreft, (want zoo mogen wij het noemen) de twee boeken, ons hier aangeboden, leveren ons zoo veel dichterlijk schoons, en zijn zoo belangrijk en aandoenlijk, dat ieder Lezer met ons het volgend Deel, waarmede het werk compleet zal zijn, voorzeker met verlangen te gemoet ziet; terwijl (misschien eene enkele plaats uitgezonderd, waarbij de Vertaler als 't ware een NB. zet) de zeden en geheel de geest des tijds, en van den landaard, bij welken wij worden teruggebragt, bij uitnemendheid uitkomen. Het geven eener uitlokkende proeve stellen wij uit tot ons verslag van het volgende Deel, daar nu de eerste 160 bladzijden, behelzende het geschiedkundig verslag en de daarbij gevoegde belangrijke aanteekeningen, de ruimte vorderen, die wij aan dit werk in dit ons Tijdschrist kunnen toewijden.
Dit geschiedkundig verslag is uitmuntend wel geschreven, heeft in ons oog alle kenmerken van naauwkeurige geschiedkundige trouw, en kostte den Schrijver buiten twijfel geene geringe moeite. ‘Mijn oogmerk is hier niet,’ zegt de zedige florian, ‘eene geschiedenis der Mooren te schrijven, ik wilde slechts de voornaamste omwentelingen, en zoo getrouw mogelijk, de zeden schetsen van een volk, bij 't welk het tooneel ligt van mijn werk, en dus den Lezer in staat stellen, om mijne verdichtingen van de ten grondslag liggende waarheid te onderscheiden. Dit is, naar het mij toeschijnt, het veiligste en misschien het eenige middel, om een boek, ter uitspanning geschikt, minder nutteloos en oppervlakkig te maken.’
Te dien einde heeft de Schrijver geput uit de Spaansche, en ook, in zoo verre die vertaald zijn, uit de Arabische Geschiedschrijvers. Van beiden, echter, had hij, om redenen, welke hij opgeeft, weinig nut. Meerder dienst had hij van die Fransche Geleerden, die de bescheiden dier Geschiedschrijveren met hunne eigene opmerkingen hebben bijeengezameld, (d'herbelot, Biblioth. Orient.; cardonne, Histoire d'Afrique et d'Espagne; chenier, Recherches Historiques sur. les Maures;) en eindelijk heeft hij de zeden der Andalusische Mooren nagespoord in Spaansche Romans en oude Kastilische Romances, in handschriften en gedenk-