Het was wel honderd daalders waard,
Ik kan geen ander koopen.
Waar liep, men zeg het mij met een,
Waar liep, waar liep mijn paard toch heen?”
Thans liep hij met een tamelijk snellen gang den kring rond, met de opgeheven pauk in de hand, gestadig vragende, waarheen, waarheen? Naar Augsburg zeide de een, naar Brunswijk de ander, naar Constantinopel de derde, en zoo vervolgens het a, b, c, volgende.
Hierop nam willem zijn afscheid, en liep met spoed de kamer uit, om zijn paard te zoeken. Maar naauwelijks was hij weg, of hij stond weer in het midden van den kring. Hoort kinderen! gij hebt mij wel steden in overvloed opgegeven; maar gij hebt u niet bemoeid, om mij te zeggen, waar ik ze vinden moet, en het wil mij maar niet bijvallen. Waar ligt dat Augsburg, dat Brunswijk, dat Constantinopel? in welk land? Ieder noemde hem het land, waarin zijne stad gelegen was, maar hij gaf menigen paukslag, daar er vele verkeerde landen werden opgegeven. Eindelijk had hij den kring doorgeloopen, nam weder een boertig asscheid, en rende op nieuw heen, met toezegging, dat alles nu wel beter gaan zou. Dan weinige oogenblikken daarna verscheen willem al weer. Ditmaal, zeide hij, ben ik een groot eind verder gekomen, den geheelen trap af, tot onder in huis toe; (de geheele kring lachte) maar kindertjes! daar moest ik weer ophouden. Ik wist niet, of ik de voordeur, of de tuindeur uit moest, of door het keukenvenster klimmen. (Allen lachten.) Kinderen gij helpt mij slecht te regt. Landkaarten heb ik niet, hoe zal ik dan te weten komen, in welk eene streek een land ligt? Niet meer dan een oud kompas heb ik, (hier trok hij eene kleine doos uit zijn zak) dit kon mij in allen gevalle de wereldstreken aanwijzen. Een ieder zegge mij dan, in welk eene streek zijn land ligt. Met deze vraag ging hij op nieuw den kring door; en de pauk had nog veel meer te doen, dan te voren.’
Voor alle lustige willemen, waar zij te vinden zijn, die hunne kleinere speelmakkers lustig willen vermaken, is dit eenvoudig, maar vrolijk spel, regt geschikt.
Van de 36 Raadsels, die dit boekje mede bevat, geven wij de volgende, waarvan het eene een tol, het andere den dood beteekent: